Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

kaderen

betekenis & definitie

1. Van zaken: passen bij, overeenkomen met, in overeenstemming zijn met, passen in het kader van.

Toss 80 is een initiatief dat kadert in het globale opzet van de Sport +, zoals dit laatste initiatief een deel vormt van de Vlaamse sportpolitiek, Maand febr. 1977, p. 16.

Een dergelijke verdachtmaking aan het adres van een Fransman, die een grote kans maakt de Tour te winnen, is in deze faze van de wedstrijd bijna het toppunt van anti-patriottisme. Maar ze kadert volledig in de oorlogssfeer die al enkele dagen tussen de twee grootste Franse sportgroepen woedt, Gazet v. Antw. 22/7/1977.

2. Van personen: (iets) plaatsen (in een groter geheel), (iets) doen uitkomen (in -) enz.

Hoe kunnen we de verkeersveiligheid kaderen in het beleid? Voetgangers 1978, 4.

Als men jonge mensen enkel maar de technieken (om zwangerschappen te voorkomen) zou aanleren, zonder die te kaderen in een echt net van relaties, zouden deze jongeren te beklagen zijn, Volksmacht 21/4/1978.