Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

garagist

betekenis & definitie

Garagehouder; ook: (benzine)pomphouder.

Toen we het (wagentje) de laatste keer bezochten hing de garagist gebogen over het blok smerig gietijzer, dat dichters wel eens het hart noemen, BOON z.j., 91.

We (hebben) zowat 40 garagisten aangesproken, die voor die dag de taak van onze pech-bevrijders zullen overnemen, Gazet v. Antw. 21/4/1977.

Een vriend vestigde zijn aandacht op een Chrysler 160 uit 1971 die bij een garagist uit de omgeving stond, Gentenaar 9/5/1977.