Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

maand

betekenis & definitie

1. Vrij algemeen in Vl.-België is het gebruik van het enk. in tijdsbep. als: voor de duur van 6 maand, in de standaardt. steeds mv.: van 6 maanden.

Maar nu, twintig maand later, begon ik er zelf een beangstigend geloof aan te schenken, BRULEZ 1950, 105.

Het is dan weer eens zover. De eksamens zijn voorbij, de schooldeuren blijven voor twee maand gesloten, Vrouw en Wereld juli/aug. 1976, p. 4.

Daarvoor werd Patrik v. L. veroordeeld te Antwerpen tot 18 maand, waarvan 8 met uitstel, Gentenaar 11/5/1977.

2. In ’t mv.: maandstonden, menstruatie; inz. in de verb. haar maanden hebben.