In enkele uitdr. die in de standaardt. niet (meer) voorkomen: de wagen aan het rollen brengen, de zaak aan het rollen brengen; - (zegsw.) het spel is op de wagen, de poppen zijn aan ’t dansen, de ruzie of het gevecht is aan de gang.
Een nuchter feitje bracht de wagen voorgoed aan het rollen. De vrouwen namen het initiatief. Er kwamen akties van, die volkomen slaagden, Vrouw en Wereld sept. 1976, p. 20.
Sam.: wagenvoerder, (pur.) autobestuurder, chauffeur.