Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

zo

betekenis & definitie

I. Als bijw.

In de verb. zo een, meestal verkort tot zo’n, gevolgd door een znw. in ’t mv. of door een stofnaam: zulk(e). Nog zeer frequent in de spreekt.

Van waar zo’n dieren worden opgejaagd weet de duivel, TEIRLINCK 1952, 1, 144.

Het is merkwaardig dat men reeds tot zo’n goede resultaten kon komen, Taalb. 1978, III, 205.

Zijn wij dan zo’n «toffe jongens»? Laatste Nieuws 1/8/1980.

Ook o.a.: WALSCHAP 1939, 86. VAN HEMELDONCK 1945, 13.

II. Als voegw.

Inz. ter inleiding van een voorwaardelijke zin: als, indien. (In de standaardt. in deze toep. alleen nog in vaste verb.: zo God het wil enz.).

Wij zouden ons zorgen gemaakt hebben zo we geweten hadden dat een van ons bij de Gestapo aan huis was geweest, VAN AKEN 1965, 153.

Zo ook maar de helft van wat hij mij vertelde waarheid is, ligt het voor de hand dat hij Servaes als een halve god vereert, VAN AKEN 1965, 186.