voormalige door een watervloed ontstane zeearm in Zeeuwsch- en Belgisch Vlaanderen, die eenmaal zo diep landwaarts doordrong, dat Aardenburg, Sluis, Damme en Brugge langs dit water zeehandel dreven, grote zeegevechten er op plaats hadden (o.a. in 1213 en 1240) en nog in 1406 een Engelse vloot het Zwin binnenliep. Het Zwin slibde langzaam dicht, hetgeen een der oorzaken was van Brugge’s ondergang als zeehandelsstad.
Het N.W. gedeelte bleef het langst open, doch in het midden van de 19de eeuw was het Zwin zodanig verzand en opgeslibd, dat het als vaarwater onbruikbaar was geworden. Het laatst — in 1873 — werd hier de internationale Willem-Leopoldpolder ingedijkt. Thans is nog over een vlakte (schor) van ca 175 ha, waarvan 150 ha op Belgisch en 25 ha op Nederlands gebied. Deze vlakte, een natuurmonument, regelmatig bevloeid door zeewater, geniet grote vermaardheid om haar mooie zoutflora. Ook dit laatste gedeelte van de eens zo wijde zeearm is bezig door verzanden en opslibben en de vorming van duinen langs de zeekant steeds meer te verlanden en te verzoeten, ten gevolge waarvan niet alleen de vermaarde zoutflora, maar ook het Zwin zelf binnen afzienbare tijd louter historie zal zijn geworden. Het Nederlands gedeelte is eigendom van de Staat der Nederlanden en in erfpacht uitgegeven aan de Stichting het Zeeuwse Landschap, ten einde het Zwin aan zijn bestemming als natuurmonument zoveel mogelijk te doen beantwoorden.