noemt men de leden ener separatistische sekte, die zich in 1816 onder leiding van de schipper Stoffel Muller uit Puttershoek, de schout Dirk Valk uit Waddinxveen, en Maria Leer, later Muller’s vrouw, tot een gemeenschap, die zij meenden naar het model der eerste Christengemeente gevormd te hebben, aaneensloten.
Communistische trekken, minachting van maatschappelijke eisen, anderzijds grote arbeidzaamheid veroorzaakten hun, toen zij zich te Puttershoek hadden gevestigd, eerst moeilijkheden, maar brachten hun vervolgens toch de sympathie van velen. In 1829 verplaatsten zij zich, steeds toenemend in ledental, naar Zwijndrecht en sedert het toetreden van de fabrikant Mets beperkte zich hun communistische neiging. In 1823 scheidde Dirk Valk zich met een eigen gemeente af te Mijdrecht. De Zwijndrechtse ging, tien jaar na de dood van Muller, die de sterke en ordelijke geest onder hen was geweest, ten onder (1843), korte tijd later ook de Mijdrechtse. Weder later zijn oud-Zwijndrechters door Mormoonse propaganda mede naar Utah gelokt. Piëtisme, extase, soms van bedenkelijk allooi, ook apocalyptiek vindt men in hun uitingen en praktijk; te Mijdrecht is invloed van het St Simonisme te onderkennen. Merkwaardig is, dat Maria Leer op haar oude dag, in een hofje te Leiden, met het modernisme van Scholten medeging.
Lit.: D. N. Anagrapheus, De Z. N. (1892); G. P. Marang, De Z.N. (1909); Ned.
Arch. v. kerkgesch., XVIII (1925), 266-285 en XXVIII (1936), 129-153; J Reedijk, De Z. (1938). Roman: A. v. Schendel, De Waterman (1933).