is een der bergstaten in het W. der V.S. en is genoemd naar de Ute-Indianen. Als bijnamen zijn in gebruik Mormon-State — het merendeel van de inwoners behoort tot de secte der Mormonen — en Beehive State, naar het symbool van de staat: de bijenkorf; het staatsmotto luidt: „Industry”.
Met 219 932 km2 (4135 km2 water) is Utah wat oppervlakte betreft de 10de staat der V.S. Hij strekt zich tussen 370 en 42° N.Br. en tussen 109° en 1140 W.L. uit en heeft de vorm van een rechthoek, die een (N.Z.) lengte heeft van 555 km en een breedte van 342 km, met een inspringende hoek in het N.O., gevormd door het grondgebied van Wyoming.
Voorts grenst Utah in het O. aan Colorado, in het N. aan Idaho, in het W. aan Nevada, in het Z. aan Arizona, terwijl in het Z.O. het enige vierstaten-punt van de V.S. voorkomt. Utah heeft geen natuurlijke grenzen.
In 1950 had Utah 688 860 inw., hetgeen tegenover 1940 een vooruitgang van 25,2 pct (gem. V.S. 14,5 pct) en een opschuiving van de 41ste naar de 38ste plaats in de V.S. betekent. Er wonen dus bijna 3,2 inwoners op 1 km2 (gem. V.S. 19 inw. per km2). Het sterftecijfer van Utah is met (1948) 7,6 p.mille het laagste in de V.S. (gem. 9,9 p.mille), het geboortecijfer is met 30,g per mille op Nieuw-Mexico na het hoogste in de V.S. (24,2 p. mille). In 1940 bestond de bevolking voor 98,7 pet uit blanken; er waren 1235 negers en 3610 Indianen van verschillende stammen, die voor een groot deel in een 12-tal reservaten leefden. De grootste groepen immigranten („foreign born”) waren Engelsen (ca 7200), Denen (ca 3700) en Zweden (ca 2800). Ca 56 pct der bevolking leeft in plaatsen groter dan 2500 inw. Utah is verdeeld in 29 counties. De hoofdplaats Salt Lake City (Zoutmeerstad) ligt in Salt Lake County en telt (1950) 182 120 inw.
NATUURLANDSCHAP
Dwars door Utah loopt van het N. naar het Z. de westelijke keten van het Rotsgebergte, bestaande uit de Wasatch Mountains in het N. en de San Pitch, Pavant en Tushar Range in het Z. Vooral de grensgebieden tegenover Arizona zijn met hun talrijke canons van een uitzonderlijk natuurschoon. In het N.O. strekken zich tegen de grens van Wyoming in W. richting de Uinta Mountains uit, waarin zich King’s Peak bevindt met 4114 m het hoogste punt van de staat. Het overgrote deel van O. Utah bestaat uit een droge zandsteenhoogvlakte, waarin de Colorado en zijn zijrivieren, die dit gebied ontwateren, diepe canons hebben gegraven. Uit deze vrijwel onbewoonde, slechts aan nomaden bestaansmogelijkheden biedende streek verheffen zich enkele geïsoleerde gebergten o.a. La Sal Mountains, Abajo en Henry Mountains. Het W. deel van Utah behoort tot het Great Basin, een droge hoogvlakte zonder noemenswaardige afvloeiing. In het N.W. ligt de Great Salt Lake Desert, de meest ontoegankelijke van de woestijngebieden van de V.S. en in zijn centrale delen zonder enige vegetatie. De grond is vlak en hard en is gedeeltelijk bedekt met zoutlagen. Naar het Z. toe gaat de woestijn over in verspreide kale heuvelketens, droge valleien en zoutvlakten, telkens weer onderbroken door woestijngebieden, waarvan de grootste Sevier Desert en Escalante Desert zijn. In het uiterste Z.W. bevindt zich met 610 m het laagste punt van de staat op de plaats waar de Beaver Dam Creek Utah verlaat. De gem. hoogte van Utah is 1850 m boven zeeniveau.
De Colorado, die Z. en O. Utah ontwatert, is de voornaamste rivier van de staat. Hij stroomt in Z.W. richting en ontstaat uit de vereniging van de Green River met de Grand River. De eerste ontspringt in Wyoming, stroomt in een grote O. bocht om de Uinta Mountains, neemt talrijke hierin ontspringende rivieren benevens de uit het O. komende White River op, vormt talrijke diepe canons, ontvangt in Z. richting stromend o.a. de Price River en de San Rafael River en krijgt bij de Cataract Canyon de naam Colorado. Belangrijke zijrivieren van de Colorado zijn de San Juan River uit het O. en de Freemont River, de Escalante River, Paria River en Virgin River uit het N. Behalve een te verwaarlozen gebied in het uiterste N.W., dat naar de Snake River ontwatert, hebben de verdere rivieren van Utah geen afvloeiing naar de zee. Talrijke stromen drogen gedurende hun loop uit of verdwijnen in het zand (Grouse Creek, Deep Creek). Andere, zoals bijv. de Beaver River en de Sevier River met zijn zijstromen, bereiken slechts zelden hun bestemming, uitgestrekte zoutmeren, die evenwel voor het merendeel althans aan de oppervlakte, geen water bevatten. Ten slotte zijn er vele rivieren, waarvan het water uiteindelijk in het Zoutmeer (Great Salk Lake) terechtkomt, een ca 4000 km2 groot meer met een zoutgehalte van ca 17 pet in het N. van Utah. De voornaamste zijn de Bear River en de Jordan River, welke laatste van het Utah Lake komt, een ca 400 km2 groot zoetwater-meer, dat o.a. door de Weber, Ogden, Provo en Spanish Fork River gevoed wordt. Voorts is vermeldenswaard het gedeeltelijk op het grondgebied van Idaho gelegen zoetwatermeer Bear Lake.
De bergstreken van Utah zijn sterk bebost en voor het merendeel in zgn. National Forests beschermd. Voorts zijn er in het O. nog 2 bosgebieden in de Abajo en La Sal Mountains. De andere delen van Utah zijn hetzij in het geheel niet, hetzij zeer schaars begroeid. Desondanks komen ten gevolge van de grote hoogteverschillen nog ca 4000 plantensoorten voor. Van de fauna overweegt een speciaal soort herten (mule deer), dat door zijn grote vruchtbaarheid een bedreiging van de landbouw vormt. Voorts zijn er o.a. prairiewolven, bergschapen, pelsdieren en talrijke gevaarlijke hagedissen en slangen.
KLIMAAT
Utah heeft in het algemeen een gematigd klimaat; het is in sommige Z. streken (Virgin River- en Santa Clara Valley) subtropisch, maar in de bergstreken zijn de temperatuurverschillen groot. De gem. Jan.- en Juli-temperatuur is te Salt Lake City resp. 25,4 gr. en 76,8 gr. F. met een max. en min. van resp. 106 en —30 gr. F. Het groeiseizoen duurt hier gem. 192 dagen. De neerslag is zeer ongelijk over Utah verdeeld. De meeste regen valt op de W. hellingen van de Wasatch Mountains (tot 1000 mm jaarlijks), waar de hete luchtstromen van de Pacifische Oceaan afkoelen; een groot gedeelte hiervan valt echter vooral in de hoogste gebieden in de vorm van sneeuw. In Salt Lake City valt jaarlijks gem. 350 mm regen. De droogste maanden zijn hier Juni, Juli, Aug. en Sept. met 23, 15, 20 en 23 mm. De meeste regen valt in Mrt en Apr., beide met 51 mm. In de lager gelegen valleien valt tot 400 mm neerslag jaarlijks. In de W. en Z.O. gebieden noteert men zelden meer dan 100 mm. Jarenlange droogten komen voor.
MIDDELEN VAN BESTAAN
Hoewel slechts 10 pct van de bodem van Utah in cultuur gebracht is en slechts 3 pct geïrrigeerd wordt, vormt de landbouw de voornaamste bron van inkomsten, want deze vnl. in de randgebieden van de Wasatch Mountains gelegen streken zijn bijzonder vruchtbaar. Wegens de geringe neerslag past men op grote schaal het zgn. „dry farming” toe. In 1945 waren er ruim 26 000 boerderijen met een gezamenlijk oppervlak van ca 4 millioen ha. Men verbouwt o.a. tarwe, haver, maïs, gerst en rogge. In de drogere streken is de hooi-oogst van betekenis en in het N.O. oogst men suikerbieten, aardappelen en talrijke fruitsoorten in grote hoeveelheden. In de droge gebieden leeft men vnl. van de schapenteelt; runderkudden houdt men zowel voor slacht- als voor melkvee en de pluimveestapel neemt in betekenis toe.
De mijnen van Utah leveren resp. 29 pct, 12,7 pct, 5,5 pct en 30 pct van de nationale koper-, lood-, zink- en molybdeenproductie. De zilverproductie staat op de tweede plaats in de V.S. Voorts delft men in aanzienlijke hoeveelheden goud, potas, zout, zwavel, ijzer, vanadium en uranium. Onder 1/5 van Utah’s oppervlakte liggen kolenlagen, maar slechts in Carbon County is men tot exploitatie overgegaan. In het N.O. boort men petroleum. De waarde der minerale producten bedroeg in 1948 ca 205 millioen dollar.
Sedert Wereldoorlog II ontwikkelde zich in Utah een staalindustrie van betekenis. De Geneva Steel Mills hebben een capaciteit van 1¼ millioen ton per jaar. Andere producten zijn vlees- en vruchtenconserven, meel, geraffineerde suiker en zuivelproducten, terwijl te Salt Lake City een olieraffinaderij is ontstaan. De (toegevoegde) waarde der industriële producten bedroeg in 1950 ca 128 millioen dollar; zij werden vervaardigd in 772 bedrijven met ca 25 000 man personeel.
De eerste transportwegen van Utah leidden langs de rivieren, die evenwel voor de scheepvaart geen betekenis hebben. Het begin van de meeste wegen dateert uit de dagen van de goudkoorts (18491850), toen Utah een belangrijk doorgangsgebied naar Californië vormde. Thans zijn er ca 40 000 km verharde wegen, waaronder enkele der voornaamste verbindingen naar het W. De in 1926 voltooide federale weg no 40 doorkruist de Great Salt Lake Desert en de harde en gladde zoutvlakte ten W. van het meer, vormde de plaats waar Cobb in 1947 het snelheidsrecord voor auto’s op 634 km per uur bracht. Utah kreeg zijn eerste spoorweg in 1869. Knooppunten zijn Salt Lake City en Ogden, vanwaar lijnen naar Los Angeles, San Francisco, Butte, Cheyenne en Denver leiden. Het Z.O. van Utah heeft geen spoorverbindingen en slechts weinig autowegen. Utah heeft slechts twee plaatsen (Ogden en Salt Lake City), die dagelijks door vliegtuigen worden aangedaan, maar Salt Lake City is met 8 luchtlijnen een van de voornaamste knooppunten van het luchtverkeer in het W. der V.S.
Het gem. jaarlijkse inkomen per hoofd der bevolking van Utah toonde in procenten van het gem. nationale inkomen een voortdurende stijging van 1929 tot 1943, toen het met $ 1042 zelfs iets daarboven lag, maar is sedertdien relatief achteruitgegaan tot 91 pct in 1949 (Utah $ 1213, V.S. S 1330).
STEDEN
(cijfers van 1950). Naast de staatshoofdstad Salt Lake City zijn vermeldenswaard het industrie- en spoorwegcentrum Ogden (57 110 inw.) aan het Zoutmeer, Provo (28 940 inw.) aan het Utah-meer met zijn staalindustrie en het agrarisch centrum Logan (16 800 inw.) in het N.O. van de staat. Bingham Canyon en Park City zijn mijnbouwdorpen (koper), Brigham (6790 inw.) in het N.O. ligt in het centrum van het fruitteeltgebied en Price (6010 inw.) is omringd door uitgebreide kolenmijnen.
HOGER ONDERWIJS
De voornaamste instellingen van hoger onderwijs, met daarachter het aantal studenten en docenten in 1950, zijn: de Staatsuniversiteit te Salt Lake City (9866/499), het Utah State Agriculture College te Logan (4992/490) en het Brigham Young College te Provo (5652/250). Als cultureel centrum van Utah beschouwt men Springville, waar zich een bekend museum bevindt. De meeste culturele bezienswaardigheden bevinden zich evenwel te Salt Lake City, vnl. gebouwen en instellingen der Mormonen, bij welk kerkgenootschap nog steeds ¾ der belijdende bevolking is aangesloten.
RECREATIE
De meeste streken van Utah zijn bijzonder aantrekkelijk voor toeristen, hetzij door de verlatenheid der uitgestrekte woestijnachtige gebieden, hetzij door de talrijke natuurwonderen, die voor het merendeel in National Parks beschermd zijn: Zion National Park (350 km) en Zion National Monument (200 km2) in het Z.W. sluiten zich aan het dal van de Virgin River aan en bevatten canons (Kolob Canyon, Zion Canyon) en grillige bergformaties. Bryce Canyon National Park (145 km2) in het Z. bevat de canons van de O. bronrivier van de Sevier River, een hoefijzervormig gebied dat oploopt als een amphitheater en waarin zich natuurlijke bruggen en felgekleurde rotsgeledingen bevinden; Cedar Breaks National Monument (25 km2) ligt eveneens in het Z. van de staat en bestaat uit een sterk geërodeerd kleurrijk gebied, omgeven door toppen hoger dan 3000 m, bekend om hun alpine flora. In Natural Bridges National Monument (11 km2) in het Z.W. zijn 3 door de White Creek gevormde natuurlijke bruggen. In dit gebied, gedeeltelijk in Colorado, vindt men tevens talrijke praehistorische ruïnes en restanten van hol- en pueblo-bewoners, sommige gelegen in Hovenweep National Monument. Rainbow Bridge National Monument in het Z. bevat de grootste natuurlijke brug ter wereld: 84 m breed en 94 m boven de rivier. Aan de Freemont River ligt Capitol Reef National Monument (150 km2) en verder oostelijk Arches National Monument (140 km2), eveneens met door erosie ontstane grillige formaties. In het N.O. van Utah en zich tot ver in Colorado uitstrekkend ligt Dinosaur National Monument (825 km2) waarin enkele sauriërs gevonden zijn. Het gebied is een vrijwel ontoegankelijke wildernis rondom de Green River. Dicht bij Provo ligt ten slotte Timpanogos Cave National Monument. Hierbij komen nog ca 36 000 km2 National Forests. Het bekendste toeristencentrum van Utah is Saltair aan het Zoutmeer. Paardrijden, alpinisme, jacht, vissen en skiën zijn de meest beoefende takken van sport.
BESTUUR
In het politieke leven spelen de Mormonen een grote rol. Lange tijd waren hun geestelijken tevens bestuursambtenaren en rechters. Wegens de door hen verdedigde polygamie weigerde het Congres lange tijd Utah als staat in de Unie op te nemen, hetgeen eerst in 1896 gebeurde, nadat men in 1890 de veelwijverij had afgeschaft. Sedert 1932 stemde Utah bij de presidentsverkiezingen overwegend Democratisch maar bij de senaatsverkiezingen van 1950 behaalden de Republikeinen voor het eerst weer een meerderheid met 142000 tegen 120000 stemmen. De beide naar Washington afgevaardigde senatoren zijn hierdoor Republikeinen, terwijl de 2 leden, waarmee Utah in het Huis van Afgevaardigden vertegenwoordigd is, Democraten zijn. Het volkslied is „Utah, we love thee”.
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: M. R. Werner, Brigham Young (New York 1924); Utah Historical Quarterly (Salt Lake City 1928 e.v.); H. M. Beardsley, Joseph Smith and his Mormon Empire (Boston 1931); J. C. Alter, Utah: The Storied Domain, 3 dln (Chicago 1932); Utah State Planning Board, Irrigation in Utah (Salt Lake City 1934) ; O. F. Beal, Marriage and Divorce in Utah (Ann Arbor 1935) ; J. H. Steward, Pueblo Material Culture in Western Utah (Albuquerque 1936); Idem, Ancient Caves in the Great Salt Lake Region (Washington 1937); N. E. Zink, Dry Farming in Utah (Chicago 1937); P. W. Cottam, New and Extended Ranges of Utah Plants (Salt Lake City 1939); V. Fisher, Children of God (New York 1939); R. S. Lewis, Mining, the Priceless Heritage (Salt Lake City 1939); F.J. Pack, Lake Bonneville (Salt Lake City 1939); W.P.A. (Guide Series), Utah, A Guide to the State (New York 1941); W. Stegner, Mormon Country (New York 1942); M. Whipple, This is the Place: Utah (New York 1945); D. L. Morgan, The Great Salt Lake (Indianapolis 1947); R Peattic (ed.), The Inverted Mountains, Canyons of the West (New York 1949).
Geschiedenis
Spanjaarden onder kapitein García López de Cardenas waren de eersten, die (1540) het gebied van Utah betraden. Uit het Z.O. komend vormden de canons voor hen een onoverkomelijke hindernis; de verslagen, die zij aan Coronado over deze streek uitbrachten, waren zo somber, dat zij verdere bezoekers afschrikten. Pas in 1776 verschenen er twee Franciscanen op zoek naar een landweg van Santa Fé naar Californië. Hoewel zij tot Midden-Utah doordrongen, moesten zij onverrichterzake terugkeren. Hun optimistischer berichten lokten enkele handelaren aan, maar de ontsluiting van het uitgestrekte gebied geschiedde pas in 1824/25, toen Jim Bridger, uit het N. komend, het Great Salt Lake ontdekte, dat hij oorspronkelijk voor een arm van de Stille Oceaan hield. Er ontstonden enkele handelsposten van pelsjagers, maar de eerste permanente nederzetting verrees pas in 1847, toen Mormonen onder Brigham Young Salt Lake City stichtten. Door irrigatie maakten zij de goede maar droge grond spoedig vruchtbaar. In 1848 verwierven de V.S. door het verdrag van Guadelupe-Hidalgo het gehele gebied; het kreeg in 1851 de status van territorium met Young als gouverneur en in 1852 waren er reeds 15 000 inwoners. Het strenge theocratische regiem en voortdurende botsingen tussen de religieuze opvattingen der Mormonen en de federale wetten maakten Utah in de 19de eeuw tot een haard van onrust. Toen met de spoorwegen in 1869 het isolement van Utah verviel, spitste zich de strijd vnl. toe op de afschaffing der polygamie, die de openbare mening sterk bezig hield. De verhouding, die tijdelijk zelfs tot guerrilla leidde, verbeterde pas, toen de Kerk in 1887 adviseerde van polygamie af te zien.
Het begin van de 20ste eeuw was gekenmerkt door een snelle aanpassing aan de Amerikaanse levensnormen. De modernste landbouwmethodes werden toegepast en de mijnbouw ontwikkelde zich in snel tempo; de keerzijde was evenwel een sterke conjunctuurgevoeligheid en in de depressie der jaren dertig leefde ca ¼ der bevolking van overheidssteun. Samen met het zeer hoge geboortecijfer had dit een afvloeiing der jongere bevolking naar andere delen der V.S. tot gevolg.