Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZWIJNDRECHT

betekenis & definitie

(1), Zuidhollandse gemeente van 1546 ha met (1953) 16150 inw., van wie (1947) 86 pct Prot., 5 pct R.K. en 9 pct andersdenkenden, beslaat het oostelijk deel van de Zwijndrechtsche Waard tegenover Dordrecht aan de Noord en de Oude Maas. De bodem bestaat uit zeeklei.

Industrie: soda, olie, zeep, zwavelzuur, superphosphaat, rijstpellerij, zoutziederij, jutezakken, beton, conserven, metaalwaren, scheepssloperij, scheepsbouw, groenteteelt en akkerbouw zijn de voornaamste middelen van bestaan. De gemeente omvat de dorpen Zwijndrecht (1947 12 525 inw.) met grote groenteveiling, Groote Lindt (970 inw.), alsmede de gehuchten ’s Heer Oudelandsambacht, Achter Lindt en Kijfhoek. De heerlijkheid Zwijndrecht komt ook onder de naam Schobbelandsambacht voor.Lit.: J. W. de Regt, Gesch. en aardrijksk. beschrijving v. d. Zwijndrechtsche Waard (Zwijndrecht 1848); Z. (Amsterdam 1927).

(2), gemeente in de provincie Antwerpen (sedert 1923), aan de Schelde, tegenover Antwerpen, op vlakke polder- en zandbodem, 1350 ha (landbouw, brouwerijen, meubelnijverheid), telt (1952) 7532 inw., deels werkzaam aan de haven. Het was vroeger een heerlijkheid in het Land van Waas, lang verenigd met Burcht. Het gehucht St-Anna of Vlaams Hoofd werd aan Antwerpen afgestaan in 1923. De Gothische kerk, verbouwd in 1545 en 1626, bezit fraaie doeken o.m. van Marten de Vos.

Lit.: Fr. de Potter en J. Broeckaert, Z. (Gent 1881); R. de Groodt, Gesch. van Z. en het Vlaamsch Hoofd (Antwerpen 1925); Idem, Burght, Z., het Vlaamsch Hoofd, aanteekeningen (Brasschaat 1931).

< >