zijn geconcentreerde oplossingen van stoffen met een hoog s.g., die voor de scheiding van de bestanddelen van gesteenten, mengsels enz. gebruikt worden. Daartoe kiest men de concentratie der oplossing aldus, dat sommige bestanddelen drijven, enkele blijven zweven en andere bezinken.
Men gebruikt methyleenjodide: CH2J2 (s.g. 3,32) en acetyleenbromide of tetrabroomaethaan: C2H2Br4 (Mulhmann’s vloeistof, s.g. 2,96), die beide met aether en benzol kunnen worden verdund. Verder oplossingen in water van bariumkwikjodide (Rohrbach’s vloeistof, s.g. 3,58), cadmiumboriumwolframaat (Oplossing van Klein, s.g. 3,28) en van kaliumkwikjodide (Oplossing van Thoulet, s.g. 3,18).