Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZWAARD

betekenis & definitie

(1) is een blank wapen, bestemd tot houwen en steken, met een rechte, brede, veelal tweesnijdende kling en een gevest zonder beugel.

De Grieken gebruikten zowel het korte Perzische zwaard als een lang slagzwaard. De Romeinen hadden vóór de 2de Punische Oorlog een kort, aan één zijde snijdend zwaard zonder punt (ensis), daarna het Spaanse zwaard (gladius), dat een punt had. Onder de Keizers bezigde men het lange, brede, tweesnijdende zwaard (spatha), van de noordelijke volken overgenomen. Daarnaast kwam een kort, dolkachtig zwaard (pugio) voor, gebruikt door de zwaardvechters en ook gedragen door de Keizers en officieren. In de Middeleeuwen gebruikte men meestal zeer lange en zware slagzwaarden (flambergen), meer geschikt om te houwen dan om te steken, die met twee handen bediend moesten worden. De ridders, te paard vechtende, waren van korte zwaarden voorzien.

Na de uitvinding van het buskruit maakte het zwaard plaats voor pallas en sabel en het werd sedertdien vrijwel alleen nog door de beul gebruikt.

(2, scheepsbouw), houten of ijzeren blad, dat bij platboomde vaartuigen de kiel vervangt. Men onderscheidt middenzwaarden, welke midscheeps, ingebouwd in een zwaardkast, in het water worden gelaten, en zijzwaarden, ter weerszijden van het schip aangebracht. Bij gebruik van zijzwaarden wordt alleen het zwaard aan de lijzijde in het water neergelaten.

< >