Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

ZOELOES

betekenis & definitie

naam van een Zuidafrikaans Bantoevolk, woonachtig in de Zuidafrikaanse staat Natal. De Zoeloes zijn afkomstig uit Oost-Afrika en bereikten pas in de 16de eeuw Zuid-Afrika.

In het begin van de 19de eeuw smeedde hun vorst Tsjaka hen tot een hechte militaire en politieke eenheid aaneen. Door middel van een nieuwe tactiek (aanval met stootwapens in gesloten gelederen) die voor de andere stammen onweerstaanbaar was, veroverden de Zoeloes grote delen van Zuid-Afrika. Tal van stammen werden gedecimeerd of gedwongen elders veiliger woonplaatsen te zoeken, dan wel bij de Zoeloes ingelijfd. Aan het eind van de 18de eeuw telden de Zoeloes slechts enkele duizenden zielen, doch reeds ca 1820 had Tsjaka de beschikking over honderdduizend krijgers en heerste hij op despotische wijze over een half millioen onderdanen.In de loop van de 19de eeuw scheidden de Matabelen en de Wangoni zich van de Zoeloes af en trokken resp. naar Zuid- en Noord-Rhodesia, waar zij grote rijken stichtten. Pas aan het einde van de 19de eeuw werden de Zoeloes door de Engelsen verslagen en verloren zij hun politieke zelfstandigheid. Zij wonen vnl. in Zoeloeland, waarvan het grootste gedeelte (/B) hun als reservaat is toegewezen.

Veel van de oude Zoeloecultuur, die zich weinig onderscheidt van die van de Zuidafrikaanse Xosa, Zwasi, Thonga en Pondo-volken, is bewaard gebleven. Vele Zoeloes zijn echter evenals de negers elders in Zuid-Afrika gedwongen hun reservaat te verlaten. Het reservaat is te klein om voldoende levensonderhoud te kunnen bieden, temeer daar de Zoeloes bij voorkeur de veeteelt uitoefenen. Ook de belasting, die in geld moet worden opgebracht, dwingt hen werk te zoeken buiten het reservaat. Een groot aantal vindt werk in de Zuidafrikaanse mijnen. Zij die terugkeren oefenen vaak een destructieve werking uit op de Zoeloecultuur.

D. C. JONGMANS

Lit.: C. Callaway, The Religious Systems of the Amazulu (1925); E. J. Krige, The Social Systems of the Zulus (1936).

< >