(1) kleinste provincie van de Unie van Zuid-Afrika, 91 738 km2 groot (waarvan Zoeloeland 27110 km2 uitmaakt), met (1946) 2 202 400 inw.
BODEMGESTELDHEID
Naar het W. volgt de grens de hoofdwaterscheiding, gevormd door de Drakensbergen met toppen tot over 3500 m. Volgens de geologen is deze plateaurand in de loop van de tijd door de sterke erosie der kustrivieren ver achterwaarts verplaatst. J. H. Wellington heeft de terreinvormen van Natal in het licht van deze opvatting beschreven en verklaard. De algemene helling van het land is gericht naar het O. en Z.O., met een neiging tot de vorming van terrassen met steile randen.
De grootste rivier is de Toegela; zij is verantwoordelijk voor het ontstaan van het bekken van Ladysmith, waarbij zij geholpen is door een W. - O. lopende breuklijn. Ten N. en Z. van het bekken vindt men twee bergruggen, overblijfsels van het voormalige plateau, die van de Drakensbergen uit ver naar het O. reiken met geleidelijk afnemende hoogte. Beide dwingen de spoorweg tot aanzienlijke stijging; de noordelijkste van de twee omvat de Biggarsbergen. De eenvoudige, oorspronkelijke hoogtetegenstelling tussen W. en O. is dus door de erosie veel ingewikkelder geworden; te meer, daar plaatselijke verschillen in de hardheid van het gesteente ook de details van het reliëf sterk beïnvloeden.
De kustgordel wil Wellington begrenzen door verschillende plaatselijke steilranden, voor zover deze aanwezig zijn; elders door de hoogtelijn van 2000 voet (610 m). Zo opgevat wisselt de breedte er van tussen 13 en 32 km in het eigenlijke Natal. Zelfs deze smalle strook echter is grotendeels nog zeer heuvelachtig; werkelijk vlakke terreinen zijn er slechts van beperkte omvang. Enigszins anders is de toestand in Zoeloeland, waar de kustgordel zich noordwaarts geleidelijk verbreedt, terwijl onmiddellijk langs de zee een echte vlakte wordt aangetroffen met een maximale wijdte van 80 km. Binnenwaarts wordt deze begrensd door de lage Oebombobergen (verder noordwaarts Lebombo). De rivieren van Natal zijn onbevaarbaar. Haar watervallen dragen bij tot het natuurschoon, maar bieden weinig economische vooruitzichten, door de grote seizoenverschillen in de waterafvoer en de lage steenkoolprijzen.
KLIMAAT
Natal is de vochtigste provincie van de Unie; de enige, welker gebied (bij toepassing van Koppens formules) zo goed als geheel onder het humide klimaattype valt. De neerslag vertoont sterke verschillen onder invloed van het reliëf, maar is bijna nergens lager dan 20 duim (508 mm). Zijn maximum bereikt hij enerzijds aan de kust (tot boven 50 duim = 1270 mm) en aan de andere kant in de Drakensbergen, met plaatselijke hoogtepunten, die nog ruim de helft meer ontvangen. De regen valt overwegend in de zomer; alleen de kust krijgt tevens matige winterregens. Ook de temperatuurverschillen worden beheerst door het reliëf. De kuststreek behoort tot de warmste delen van de Unie: winters zonder nachtvorst, zomers met vochtige broeikashitte.
Reeds op korte afstand naar binnen verandert dit echter. Over het grootste deel der provincie kunnen vinnig koude winternachten voorkomen, die echter gewoonlijk gevolgd worden door zonnige en warme dagen. De gemiddelde temperaturen van warmste en koudste maand (in graden C.l zijn voor Durban 24,3 en 17,4, Pietermantzburg 23,1 en 13,4, Dundee 21,2 en 10,8.
De PLANTENGROEI van Natal laat zich verdelen in drie hoofdtypes:
1. de streken boven ca 1200 m vertonen een vegetatie, die overeenkomt met de boomarme grassteppe ten W. van de Drakensbergen ; zij kunnen dan ook in economische zin als een onderdeel van dit „Hoogeveld” beschouwd worden. Wij zijn hier echter aan de natte kant van de grote waterscheiding en waar plaatselijke omstandigheden samenwerken (hellingen, die veel regen vangen; beschutting tegen droge winden; gunstige grond) treft men hier en daar kleine stukjes woud aan.
2. De kustgordel vertoont van nature een rijke halftropische groei van struiken en bomen, waarin ook palmen voorkomen. Veel hiervan heeft echter plaatsgemaakt voor cultuurland, daar het landbouwbedrijf hier intensief ontwikkeld is.
3. Het grootste deel van de provincie ligt tussen 1. en 2. en bestaat uit subtropisch grasveld, dat in zijn oorspronkelijke toestand veel verspreide doornbomen bevatte, maar geen palmen. Men kan het beschouwen als een laatste uitloper van de tropische savannen.
BEVOLKING
Van de totale bevolking (1946 2 202 400) zijn 236 700 Blanken, 232 300 Aziaten, i 708 500 Bantoes. Verder een klein aantal halfbloeden en anderen. De Aziaten, bijna uitsluitend Indiërs, stammen meest af van contractarbeiders, die indertijd voor de suikerplantages zijn ingevoerd. Vandaar, dat zij in de volksmond nog steeds „koelies” heten, hoewel slechts een klein gedeelte thans nog iets met plantagewerk te doen heeft. Later heeft trouwens ook vrije immigratie van Indiërs plaatsgehad (vooral handelaarsl. Velen hebben het tot welstand gebracht, maar hun levenseisen blijven lager dan die van de Blanken.
Daar zij in aanleg voor handel en handwerk de Blanke evenaren, is hun concurrentie een veel moeilijker maatschappelijk probleem dan die van de meest nog primitieve inboorlingen. Natal heeft ⅘ van alle Indiërs in de Unie; de andere provincies zijn er tot op zekere hoogte in geslaagd hen te weren. De invoer op contract is sinds lang gestaakt, vrije immigratie wordt zo goed als onmogelijk gemaakt en terugkeer naar Indië aangemoedigd. Toch blijft de toeneming aanzienlijk. Natal is de enige provincie, waar onder de blanke bevolking het Britse element de meerderheid heeft; het was in 1946 ruim driemaal zo sterk als het Afrikaanse (voor de hele Unie was de verhouding 58,2 pct Afrikaans en Nederlands sprekenden tegen 40 pct Engels sprekenden). Een gestadige infiltratie van Afrikaners vindt in Natal plaats.
Overwegend Afrikaans zijn de districten langs de Transvaalse grens en de districten Wenen en Krantzkop in Midden-Natal. Ook steden als Durban en Pietermaritzburg echter moeten reeds rekening houden met Afrikaanse minderheden. De Bantoes wonen gedeeltelijk als arbeiders tussen de Blanken, voor een ander deel in reservaten, die vooral in Midden-Natal en Zoeloeland worden aangetroffen. Anders dan in Basoetoland zijn echter in Zoeloeland bepaalde streken opengesteld voor vestiging van Blanken.
ECONOMISCHE TOESTAND
Men moet onderscheiden tussen de economie van de Blanke (ook waar inboorlingenarbeid gebruikt wordt) en die van de naturel. In de reservaten vindt men overbelasting van het weiveld door een reusachtige veestapel van zeer geringe kwaliteit; daarnaast een slordige akkerbouw voor eigen behoefte. In het economisch leven van de provincie zijn de reservaten van belang als leveranciers van arbeidskracht, maar slechts in geringe mate als zelfstandige producenten, Iets hoger is hun betekenis als centra van verbruik, omdat hun koopkracht verhoogd wordt door overgespaarde loongelden van inwoners, die tijdelijk elders werk zoeken. De betrekkelijk grote omvang van deze gebieden in Natal drukt de landbouwopbrengst per km2 in de provincie omlaag. Een zekere vergoeding hiervoor biedt het klimaat. Enerzijds laat de goede regenval toe, dat de gemiddelde oppervlakte der boerenplaatsen kleiner is dan in de andere provincies. Aan de andere kant heeft de warme kuststreek cultures, die elders in de Unie onmogelijk of bezwaarlijk zijn, zodat zij een goede binnenlandse markt vinden en tot intensieve ontwikkeling leiden.
Wij onderscheiden vier economische gebieden:
a. De kuststreek wordt economisch beheerst door de suikercultuur en verder door de betekenis van Durban (372 000 inw., onder wie 130 000 Blanken) als grootste haven en derde industriecentrum van de Unie. Suikerriet vindt hier geen ideaal klimaat; het heeft twee jaar nodig om rijp te worden. Uit menselijk gezichtspunt echter zijn de levensomstandigheden voor de planter veel aantrekkelijker dan in tropische suikerlanden. Ook theeplantages zijn aangelegd, maar de concurrentie tegen de Aziatische exportlanden valt zwaar; de opbrengst is thans zeer gering. De streek is verder op de binnenlandse markt de voornaamste leverancier van tropische vruchten (banaan, ananas, papaja) en heeft veel belang voor citrusvruchten. Bovendien bezit zij een aanzienlijke rundveestapel. In de winter is de kust een gezocht vacantieoord voor bezoekers uit het binnenland.
b. Zoeloeland vertoont dezelfde eigenaardigheden als a., maar in een jonger stadium van ontwikkeling; ook is er veel meer grond opgesloten in reserves. De suikercultuur is hier minder kapitalistisch, meer kleinbedrijf van blanke boeren, die hun riet leveren aan centrale fabrieken. De katoencultuur, die veel moeite heeft gehad om op gang te komen, schijnt op het ogenblik weer meer te beloven. Malaria remt de vooruitgang van de streek.
c. Een brede middelstrook van de provincie, die noordwaarts ook de districten Vrijheid en Paulpietersburg omvat, is te koud voor de genoemde producten. Alleen citruscultuur is in gunstige delen nog van belang. Hoofdzaak is rundvee, met op de tweede rang schapenteelt; daarnaast maïsproductie (tarwe, rogge, haver, gerst zijn in Natal van weinig betekenis). Een eigenaardigheid zijn de grote aanplantingen van de Australische Wattelboom (Black Watde) welks bast een gezochte looistof levert. De grootste stad van de streek is Pietermaritzburg (63 000 inw., van wie 28 000 Blanken), provinciale hoofdstad en zetel van een universiteit.
d. De hoogste delen van de provincie, in het N.W., hebben ook een belangrijke rundveestapel, maar daarnaast bezitten schapen hier veel meer betekenis dan in c. Maïs is ook hier hoofdgraan. Citrus en Wattel spelen geen economische rol meer. In het N. van c. en d. liggen de steenkooldistricten: Kliprivier, Dundee, Newcastle, Utrecht en Vrijheid. Zij leveren een goede kwaliteit steenkool voor export en bunkerbedrijf, maar het spoortransport naar Durban drukt zwaar. Zowel door de steenkool als door het goederen- en reizigersvervoer naar de Rand en de export van wol en maïs uit Transvaal en Vrijstaat is de Natalse hoofdlijn de drukste in de Unie. Zij is geëlectrificeerd tot verhoging van de capaciteit in bergterrein. Natal heeft het dichtste spoorwegnet van de vier provincies. Durban bezit luchtverbinding met de Rand en met Kaapstad.
GESCHIEDENIS
De naam is gegeven door Vasco da Gama, die op Kerstdag 1497 langs de kust zeilde. Voor de Portugezen reikte het land van de Basheerivier tot de plek waar thans Durban ligt; voor de Nederlandse en Engelse zeelui ongeveer van de Oemzimkoeloe tot de Toegela. De moderne geografische omgrenzing vertoont dus een zekere noordwaartse verschuiving ten opzichte van de historische traditie.
Toekenning van land aan Blanken heeft herhaaldelijk plaatsgehad (reeds in 1689 aan de Nederlandsche Compagnie) en kleine groepen Europeanen hebben zich van tijd tot tijd hier gevestigd. De eigenlijke geschiedenis als Witmansland echter begint met de komst der Voortrekkers van over de Drakensbergen, in 1837. Wat hen aantrok in Natal, behalve goede regenval en rijk weiveld, was het feit, dat het land bijna geen bewoners had en dus ruimte scheen te bieden voor vreedzame kolonisatie. Tevens werd het door een brede strook kafferland gescheiden van de Britse Kaapkolonie, wat in politieke zin als een beveiliging kon gelden. En eindelijk hoopte men hier voor de binnenlandse nederzettingen een eigen haven te vinden. De leegheid van Natal was een gevolg van de systematische uitmoording door de Zoeloes.
Te weinig hebben de trekkers blijkbaar ingezien, dat zulk een verwoest gebied voor de Zoeloe-despoten van essentieel belang was als grensdekking. Hier duldde de politiek van Dingaan wel enkele geïsoleerde blanke handelaars en zendelingen, die hem in menig opzicht nuttig waren, maar niet een aanzienlijke macht als die van de Trekboeren. Bekend is de tragedie van de ondertekening van het verdrag (door Dingaan blijkbaar alleen bedoeld als lokval) met de daarop gevolgde moord op Retief en zijn mannen en op verschillende andere groepen trekkers. Na enkele mislukte pogingen leidde de strafexpeditie onder Andries Pretorius een reeks van gebeurtenissen in, die eindigde met de val van Dingaan en de aanvaarding, door zijn opvolger Panda, van het oppergezag der Boerenrepubliek in Natal. In 1842 werd Natal door Britse troepen in bezit genomen, waarop de meeste trekkers uitweken naar het binnenland. Het Britse bestuur kromp de grenzen sterk in.
Zoeloeland werd ontslagen van het protectoraat, maar moest afstand doen van het gebied bewesten de Buffelsrivier, die nu samen met de Beneden-Toegela de N.O. grens vormde, terwijl de Oemzimkoeloe de zuidgrens werd. In 1844 werd Natal tot een onderhorigheid van de Kaapkolonie verklaard, in 1856 verheven tot afzonderlijke kolonie met beperkt zelfbestuur en in 1893 begiftigd met verantwoordelijke regering. Zoeloeland, intussen verkleind ten voordele van Transvaal, is eerst in 1887 weer door Groot-Brittannië geannexeerd en in 1897, samen met Tongaland, overgedragen aan Natal. Na de Zuidafrikaanse oorlog werd de kolonie verder vergroot met de Transvaalse districten Utrecht en Vrijheid, waardoor de oude grenzen grotendeels hersteld waren. In 1910 ging zij als provincie op in de Unie van Zuid-Afrika. In het N.O. reikt de provincie iets verder, in het Z. daarentegen iets minder ver dan het Natal van de Voortrekkers.
PROF. DR P. SERTON
Lit.: E. A. Walker, A History of South Africa, 2de dr. (London 1941), m. lit.