een met stenen bezwaard bed of matras van rijsmateriaal, dat dient ter verdediging van een aan sterke stroomschuring blootgestelde bodem of dijkbeloop. Zinkstukken vervullen in de Nederlandse waterbouw een buitengewoon voorname rol.
In de vorm van kraagstukken dienen zij ook ter verdediging van de belopen (vnl. de onderwaterbelopen) van dijken en stranden. Kraagstukken worden in de laatste jaren ook gemaakt van asfaltplaten.Een rijzen zinkstuk wordt vervaardigd op een stuk grond, dat bij hoog water onderloopt: het bestaat uit 2 roosterwerken van wiepen (^ rijs werken), waartussen een 30 à 45 cm dikke rijs- of rietvulling. De bossen der rijsvulling worden kruiselings over elkaar gelegd, de onderste laag als uitschotlaag. Het bovenroosterwerk (wiepen) wordt met sjorringtouwen stevig aan het onderroosterwerk verbonden. Op het zinkstuk worden hokken gemaakt van elkaar kruisende tuinen (z rijswerken), welke moeten verhinderen, dat de steenbelasting van het zinkstuk afglijdt. Verder worden op afstanden van ca 10 m proppen ingeslagen, bestaande uit 7 staken, dienende ter bevestiging van de sleep- en ankertouwen. Zodra het zinkstuk gereed is, wordt het bij hoog water in drijvende toestand naar de plaats gesleept, waar het tot zinken gebracht moet worden, en ter plaatse verankerd.
Vervolgens worden met steen geladen en sterk bemande lichters om het zinkstuk heen gelegd, waarna op een gegeven commando zo snel mogelijk de steen (ballast) door de mannen op het zinkstuk wordt geworpen. Zodra het stuk zover bezwaard is, dat het aan de lijnen gaat hangen, worden deze gelijktijdig gevierd, waardoor het stuk gaat zinken. De steenschepen varen dan boven de plaats, waar het stuk gezonken is, waarna de verdere inhoud der schepen zo gelijkmatig mogelijk wordt uitgeworpen. Zinkstukken zijn gewoonlijk 15 m breed en 50 à 100 m lang.
In de laatste jaren zijn ook zinkstukken en kraagstukken gemaakt van asfalt. Men heeft hierbij twee methoden gevolgd. Bij de eerste, die het meeste lijkt op het werken met rijzen zinkstukken, wordt op een terrein (zandplaat) tussen hoog en laag water een plaat vervaardigd uit een specie van 20 pct asfalt, 10 pct vulstof en 70 pct zand, ter dikte van ca 10 cm.
De plaat wordt gewapend met sisal touw. Ten einde de plaat te kunnen laten drijven worden de randen voorzien van een opstaande kant van zeildoek, caim hoog, steunende tegen houten jukken. Hierdoor wordt een bak gevormd, die drijvend kan worden vervoerd bij het eerstvolgende hoogwater. Zodra het stuk op de juiste plaats is aangekomen wordt het zeildoek van de jukken losgegooid, waardoor water naar binnen komt en het stuk gaat zinken.
De tweede methode, welke al op grote schaal is toegepast bij de werken voor de Oostelijke Zuiderzeepolder, maakt gebruik van een speciaal vaartuig, waarvoor een verbouwde LTC (landingsvaartuig) is gebezigd. Op en in het vaartuig is een volledige asfaltfabriek ondergebracht. De plaat, die ongeveer dezelfde samenstelling heeft als boven omschreven, wordt gemaakt op een plankier, dat aan de kop van het vaartuig is uitgebouwd. Dit plankier is om een horizontale as draaibaar en heeft een vloer op rollen.
Zodra de asfaltplaat (30 X 14 m) gereed is en voldoende afgekoeld, wordt het schip in de vereiste positie verankerd, en worden de rolbanen in beweging gebracht, waardoor de plaat tegen het te verdedigen dijksbeloop wordt afgelaten. Deze operatie kan in ca 10 min. geschieden. Het voordeel van deze werkwijze is dat men het zandlichaam van een dijk, zodra het onder profiel is gebracht, onmiddellijk met asfalt kan bekleden, waardoor het overbodig is een laag keileem op het zand aan te brengen zoals bij andere werkwijzen noodzakelijk is.