De sisalplant is een der agave-soorten en wel de Agave sisalana. Zij levert evenals andere agave-soorten, zoals de Agave fourcroydis en de Agave cantala, een fraaie, vrijwel witte, sterke touwvezel, welke voor vele toepassingen dient.
De bladen hebben een enigszins segmentvormige doorsnede welke naar de punt toe overgaat in een meer afgeplatte vorm. Het blad is dikker aan de voet en eindigt in een scherpe, doornachtige punt. Volwassen planten kunnen bladeren leveren tot ca 160 cm lengte. Ter versteviging van het blad en de zich daarin bevindende vaten komen verhoute vezels voor, waarvan ca ⅘ de lengte van het blad kunnen bereiken. Zij vormen ca 4 pct van het bladgewicht.
De bladeren kunnen met moderne ontvezelaars zoals de Corona onder sterke besproeiing met water van het moes en de epidermis worden ontdaan, waardoor onder gunstige omstandigheden ca 85 pct van alle vezels kunnen worden gewonnen. Deze worden daarna kunstmatig gedroogd, aangezien bij drogen in de zon vergeling optreedt.
Vóór Wereldoorlog II was een groot deel van deze vezels uit Indonesië (vnl. Oostkust van Sumatra en Java), uit de Philippijnen, Mexico en Oost-Afrika afkomstig. Hierna levert het eerstgenoemde land minder en het laatstgenoemde belangrijk meer sisalvezels dan voordien.
De sisalvezel behoort tot de zeer sterke touwvezels en wordt in sterkte alleen door de manilla-hennepvezel, afkomstig van de Musa textilis (Abacavezel) overtroffen. Deze laatste kan een breeklengte
van ca 70 à 80 km bereiken, terwijl de Agavevezels gewoonlijk een breeklengte van 25 à 40 km behalen. De fijnheid van de Agavevezels bedraagt 60-80 m/g en is ongeveer gelijk aan die van de fijnere soorten manillavezel.
De sisalvezel wordt grotendeels gebruikt voor de vervaardiging van diverse soorten scheepstouw, zoals sloeplopers, want en dergelijke, en voor bindertwine in de zelfbinders (graanoogstmachines), vooral in Australië en Noord-Amerika. Voor trossen van zeesleepboten geeft men echter steeds de voorkeur aan de manillahennep.
De vezels, welke bij de winning als afval verloren gaan, kunnen via een anaërobe roting in 3 dagen van aanhechtend moes gezuiverd worden. Na wassen, drogen en kaarden worden deze als kawool of sisal M-vezel in de handel gebracht.
Een microchemisch kenmerk van agavevezels is de aanwezigheid van calciumoxalaatkristallen tussen de elementaire vezels.