Nederlands historicus (Rotterdam 17 Febr. 1882), zoon van Johan Hendrik Willem, hierboven vermeld, studeerde staatswetenschappen en geschiedenis te Leiden en Gent, promoveerde in 1916, was van 1915-’32 leraar aan verschillende Hogere Burgerscholen en beheerde van 1918-’44 het gem.-archief van Middelburg, welk archief bij het uitbreken van Wereldoorlog II (1940) is verbrand. Sinds 1944 is hij rijksarchivaris in de provincie Zeeland.
Hij heeft verschillende belangrijke bronnenpublicaties en Middelburgse inventarissen op zijn naam staan.Bibl.: De levensmiddelenvoorziening der Holl. steden in de middeleeuwen, diss. Leiden (1916); Oude huizen te Middelburg (Middelburg 1923); Inventaris der doop-, trouw- en begraafboeken (1924); De archieven van kerken en kloosters (1926); De archieven der Godshuizen (1927); De archieven der gilden en beurzen (1930); Cat. v. d. hist.-topogr. atlas v. h. Zeeuwsch Gen. der wetenschappen, 3 dln (1931-’50); De monumenten van Middelburg (1941). Uitg.: (met Z. Sneller) Bronnen tot de geschiedenis van Middelburg in de landsheerlijke tyd, 3 dln (’s-Gravenhage 1923—’31, Rijksgeschiedk. publ. 56, 66, 75); (met Z. Sneller) Bronnen tot de gesch. v. d. handel met Frankrijk, met suppl. (’s-Gravenhage 1930-’42, id. 70, 70); De tol van Ierseke, documenten en rekeningen 1351-1572 (’s-Gravenhage 1939, id., Kleine serie 29); De oudste reizen van de Zeeuwen naar O.Indië, 1598-1604 (’s-Gravenhage 1948, Werken uitg. door de Linschoten Ver. 51).
