(Hoorn 1587 - na 1630), stak in Dec. 1618 van Texel in zee als kapitein van het schip ,,Nieu-Hoorn”, met bestemming naar Indië, vergezeld door 2 kleinere vaartuigen. Na het overwinnen van vele bezwaren bevond hij zich ig November, dus na verloop van bijna een jaar, in straat Soenda, toen het schip in brand geraakte en met 119 mensen in de lucht vloog.
Bontekoe, gewond en bedwelmd in zee geworpen, wist zich met een zijner lotgenoten, Harm van Kniphausen genaamd, op de mast te redden en werd weldra opgenomen door de bemanning van de sloep en de boot, welke niet ver van daar ronddobberden. In die ranke vaartuigen bereikten zij een onbewoond eiland op de kust van Sumatra, van hier Sumatra zelf en zagen, na talrijke wederwaardigheden, eindelijk in straat Soenda de Hollandse vloot onder bevel van Frederik de Houtman van Alkmaar. Deze bracht hen in 1619 te Batavia, waar Bontekoe door de gouverneur-generaal Jan Pietersz. Coen welwillend ontvangen en met het bevel over een proviandschip belast werd. Na enige kleine reizen volbracht Bontekoe in 1622 een tocht naar China en Formosa. In 1624 keerde hij naar Batavia terug en kreeg verlof om, als bevelhebber over de schepen „Hollandia”, „Gouda” en „Middelburg”, naar het vaderland terug te keren.
Onderweg werd hij door storm overvallen en geraakte met zijn schip „Hollandia” verwijderd van de twee andere, waarvan nooit meer iets vernomen werd. Bontekoe veroverde nog bij St Helena een groot Spaans vaartuig en kwam 15 Nov. 1625 aan op de rede van Texel. Verder vinden wij geen bijzonderheden van hem vermeld, dan dat in 1646 zijn Journal ofte gedenkwaerdige beschrijving van de Oost-Indische Reyse te Hoorn werd uitgegeven, een boek, dat tot op heden populair gebleven is en door G. J. Hoogewerff in de Herdrukken van de Maatschappij der Ned. Letterkunde (Utrecht 1915; 2de dr. 1930) opnieuw werd uitgegeven, DRF.W.
STAPEL BONTEMANTEL, Hans (Amsterdam ged. 24 Jan. 1613 - begr. 8 Juni 1688), notabel Amsterdams koopman, had het aan patricische familieleden te danken, dat hij in de regentenstand werd opgenomen. Van de talrijke ambten, die hij bekleedde, waren de voornaamste: luitenant der schutterij (1650); lid der Vroedschap (1653); kapitein der schutterij (1653); bewindhebber der Westind. Comp!e (1654); gedeputeerde ter dagvaart (1670); schepen (1654, 1659, 1668, 1669, 1671, 1672). In laatstgenoemd jaar, toen hij president-schepen was, fungeerde hij enige tijd als waarnemend-schout. Hij behoorde niet tot de meest talentvolle regenten van Amsterdam en zou nu dan ook vrijwel vergeten zijn, had hij zich niet door zijn jarenlang bijgehouden aantekeningen onschatbare verdiensten verworven voor de latere geschiedschrijving. Van zijn handschriften, oorspronkelijk vervat in 16 foliobanden, waarvan er drie verloren gingen, terwijl de overige niet meer geheel compleet waren, kocht de gemeente Amsterdam, ten behoeve van haar archief, in 1859 een gedeelte en in 1869 de rest.
De aantekeningen behelzen bijzonderheden over de regering van Amsterdam, over de militaire zaken der stad, over besprekingen in de Staten van Holland (1670), enz. en verder een grote hoeveelheid anecdotes omtrent intriges bij de magistraatsverkiezingen en voorvallen en besluiten in diverse regeringscolleges; alles betrouwbaar materiaal. Prof. dr G. W. Kernkamp deed in 1897 een bloemlezing het licht zien, voorafgegaan door een uitnemend gedocumenteerde inleiding. Bontemantel, bekend als een integer regent, een onpartijdig rechter, een vijand van het precieze Calvinisme — hij liet zich na zijn afzetting als lid in de Remonstrantse gemeente opnemen — werd 10 Sept. 1672, als aanhanger van Johan de Witt’s staatkundig systeem, door Willem III uit zijn ambten ontslagen.J. Z. KANNEGIETER
Lit.: Joh. E. Elias, De Vroedschap van Amsterdam, 2 dln (Haarlem 1903 en 1905); G. W. Kernkamp, De regeeringe van Amsterdam. Werken, uitgeg. door het Hist. Genootsch., 3de serie no 7 en 8 (’s-Gravenhage 1897).