van een schip (der koopvaardij) heet dat deel der opvarenden, dat op de monsterrol voorkomt (art. 451 W.v.K.). Hiertoe behoort de kapitein.
De overige leden der bemanning worden door de aanmonstering geplaatst onder een strenger disciplinair gezag van den kapitein dan de andere opvarenden (art. 422 W.v.K.). De monsterrol wordt opgemaakt ten overstaan van een daartoe aangewezen ambtenaar; in Nederland doorgaans de waterschout. Bij de aanmonstering moeten zij, die niet als kapitein monsteren, een monsterboekje overleggen, dat zij bij hun eerste aanmonstering krijgen en hun staat van dienst bevat, benevens een bewijs van gezondheid. Doorgaans komen op de monsterrol alleen personen voor, die zich aan boord bevinden ter uitvoering van een door hen afgesloten arbeidsovereenkomst, doch nodig is dit niet. Omgekeerd behoeven niet al zulke personen aan boord op de monsterrol voor te komen; wel echter zij, die „schepelingendienst” verrichten (art. 406 W.v.K.), behalve de zgn. opstappers (invallers). Watpreciesschepelingendienst is, is niet geheel zeker; wel valt er in elk geval de belangrijkste scheepsarbeid onder. Gewoonlijk verplicht de arbeidsovereenkomst voor de vaart ter zee tot bereidverklaring ter monstering.Lit.: R. P. Cleveringa. Het nieuwe zeerecht, 3de dr., blz. 214-230, 310.
Bij de Koninklijke Marine noemt men bemanning alle aan boord van een schip of vliegtuig of bij een inrichting der Zeemacht dienende militairen der Zeemacht.
De BELGISCHE wetgever gebruikt het woord bemanning in zijn enge zin, en verstaat daaronder alle personen, die zich aan boord en in dienst van het schip bevinden, evenwel met uitsluiting van den kapitein. Wanneer echter in de brede zin genomen, wordt de kapitein, net als de matrozen en scheepslieden, tot de bemanning gerekend.
