Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Wilhelm WONDT

betekenis & definitie

Duits physioloog, psycholoog en wijsgeer (Neckarau, Baden, 16 Aug. 1832 Grossbothen, bij Leipzig, 21 Aug. 1920), studeerde geneeskunde, werd in 1865 buitengewoon hoogleraar in de physiologie te Heidelberg, in 1874 gewoon hoogleraar in de wijsbegeerte te Zürich en in 1875 te Leipzig (tot 1917), waar hij het eerste instituut voor experimentele psychologie inrichtte, dat het voorbeeld voor alle volgende is geworden. Hier voerde hij consequent de natuurwetenschappelijke methode in de psychologie door, maakte haar tot een causaal-mechanische leer der bewustzijnsverschijnselen en vormde een reeks vooraanstaande leerlingen, die deels op zijn grondslag voortbouwden, gelijk H.

Münsterberg en Th. Ziehen, deels op den duur nieuwe wegen baanden, gelijk W. Hellpach en F. Krüger.Mogelijkheid daartoe lag overigens reeds in Wundt’s uitgangspunt besloten, want aan de geheel eigen aard van het psychische vasthoudend — gelijk ook blijkt uit zijn psycho-physisch parallelisme — stond hij open voor de „scheppende synthese” in alle hogere vormen van bewustheid. Toen zowel in deze richting als in die der karakterologische differentiatie der individuen met succes naar wetenschappelijke methoden van onderzoek werd gestreefd en de dieptepsychologie zich tevens verder ontwikkelde, nam de betekenis van Wundt’s onderzoek af. Streven naar bemiddeling tussen empirisme en apriorisme kenmerkt hem ook op de andere terreinen van zijn werkzaamheid (na 1880), waar hij niet door originaliteit uitmunt, maar als typisch vertegenwoordiger van zijn tijd een nauwgezette synthese van wetenschappelijke kennis zoekt, die zowel de eisen van het verstand als de behoeften van het gemoed bevredigt. Wundt stelde daartoe zijn evolutionistisch Voluntarisme op, dat de natuur als grondslag voor en voorbereiding tot de geest beschouwt en de Godsidee pantheïstisch als hoogste wereldwil postuleert.

DR J. J. m. ALER

Bibi.: Die Lehre von der Muskelbewegung (1858); Beiträge zur Theorie der Sinneswahmemung (1862); Vorlesungen über die Menschen- und Tierseele (2 dln, 1863); Lehrbuch der Physiologie des Menschen (1865); Die physikalischen Axiome und ihre Beziehung zum Kausalprinzip (1866); Handbuch der medizinischen Physik (1867); Untersuchungen zur Mechanik der Nerven und Nervenzentren (2 dln, 1870-1876); Grundzüge der physiologischen Psychologie (1874; 1908-1911, in 3 dln, die al zijn resultaten op dit gebied behelzen); Ueber die Aufgabe der Philosophie der Gegenwart (1875); Ueber den Einfluss der Philosophie auf die Erfahrungswissenschaften (1876); Logik (2 dln, 18801883); Essays (1885); Ethik (1886); System der Philosophie (1889); Hypnotismus und Suggestion (1892); Grundriss der Psychologie (1896; 1922); Einleitung in die Philosophie (1901); Völkerpsychologie (10 dln, 1904-1920); Einführung in die Psychologie (1911); Elemente der Völkerpsychologie (1912); Reden und Aufsätze (1913); Sinnliche u. übersinnliche Welt (1914; 1926; een zeer leesbare samenvatting van W.’s ideeën); Leibniz (1917). Verder redigeerde hij de Philosophische Studien (1881-1902) en van 1906-1917 de Psychologische Studien.

Lit.: E. König. W. W. (1909); A. Heussner, Einführungen in W. W.’s Philosophie und Psychologie (1920); A.

H. de Hartog, W. W., 2de dr. (Baarn 1921, Groote denkers, V, 2); W. Nef, Die Philosophie W. W.’s (1923) ; P. Petersen, W. W. und seine Zeit (1925); W.

W.’s Werk; ein Verzeichnis seiner sämtl. Schriften (uitgeg. d. Eleonore Wundt, 1927). Een verzamelwerk „Würdigung” over W. publ. A. Hoffmann (1924). Men leert W. ook als persoon waarderen in zijn optekeningen: Erlebtes und Erkanntes (1920).

< >