duidt in vergelijking met rede gewoonlijk meer het abstraherende, vergelijkende en analyserende denken aan, terwijl men onder rede de hogere geestesactiviteit verstaat, die gericht is op synthese, op de afsluitende eenheid van weten en handelen. De scholastiek maakt onderscheid tussen intellectus en ratio. De intellectus nadert in de directe wezenskennis en in het inzicht in de algemene principes de geestelijke schouwing; met ratio wordt hier het discursieve denken, kenmerkend voor het abstraherend verstand, aangeduid.
Bij Kant is het verstand het vermogen tot begrijpen en oordelen, de rede het vermogen tot concluderen en aldus bij het voorwaardelijke het onvoorwaardelijke zoeken. Volgens Hegel blijft het verstand bij de abstracte, starre begrippen staan. De speculatieve rede daarentegen voltrekt de dialectische begripsbeweging en komt zo tot de „concrete” begrippen; zij is aldus het eigenlijke metaphysisch vermogen.