Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WEST VIRGINIA

betekenis & definitie

(off. afkorting W.Va) is een bergstaat in het O. der V.S. Het staatsmotto luidt „Montani semper liberi”.

Met 62 629 km2, waarvan 236 km2 water, is West Virginia wat oppervlakte betreft de 40ste der V.S. Het strekt, zich uit tussen 370 10' en 40° 40' N.Br. en tussen 77° 40' en 82° 40' W.L. v. Gr. en heeft een enigszins ovale vorm, met uitzondering evenwel van 2 uitsteeksels in het N. en O., „Panhandles” genoemd.

De oostelijke Panhandle, waarin West Virginia zijn grootste breedte bereikt (322 km), grenst in het N. langs de Potomac en zijn bronrivier North Branch aan Maryland, terwijl in het Z.O. en Z. een deels door de kammen van het Appalachische Gebergte gevormde, deels slechts historisch verklaarbare lijn de grens met Virginia vormt. In het Z.W. ligt Kentucky met als grensrivier de Tug Fork en de Big Sandy River tot diens monding bij Ashland in de Ohio. Deze talrijke bochten vormende rivier vormt de N.W.grens met Ohio tot 8o° 31' W.L. Hier, in de N. Pandhandle, bereikt de staat zijn grootste lengte met 362 km. De grens buigt hier, deze lengtegraad volgend, naar het Z. om en vanaf 390 43' naar het O. met Pennsylvanië in het O. en N. Na ruim 100 km buigt de grens recht in zuidelijke richting om en loopt tot aan de North Fork van de Potomac, met Maryland in het O.

In 1950 had West Virginia 2 005 550 inw., hetgeen t.a.v. 1940 een vooruitgang van slechts 5,4 pct en een daling van de 25ste naar de 29ste plaats in de V.S. betekent. De bevolkingsdichtheid bedroeg 32 inw. per km2 (gem. V.S. 19 inw. per km2). In 1950 leefden er ca 115 000 Negers (5,7 pct) en 160 Indianen. Van de blanke bevolking waren slechts ca 35 000 personen „foreign born” met als grootste immigrantengroepen Italianen (ca 10000) en Polen (ruim 4000); in hetzelfde jaar leefde 35 pct der bevolking in plaatsen groter dan 2500 inw. Het geboortecijfer van West Virginia lag in 1949 met 27,1 per mille boven, het sterftecijfer met 8,9 beneden het nat.gem. (resp. 24,0 en 9,7 per mille). West Virginia is verdeeld in 55 counties; de hoofdstad is Charleston, gelegen in Kanawha County en met (1950) 73 500 inw. de 2de stad van de staat.

NATUURLANDSCHAP

De hoogste delen van West Virginia liggen in het O. van de staat. Talrijke evenwijdig van het N.O. naar het Z.W. lopende en tot het Appalachische Gebergte behorende bergketens vormen ca 1/3 van het grondgebied van West Virginia. Het voornaamste gebergte zijn de Alleghanies, waarin zich de Spruce Knob bevindt, met 1481 m het hoogste punt van de staat. Andere bergketens zijn in het N.O. Cacapon, North, Shenandoah en Jack Mountains, in het midden-O. Yew, Cheat en Rich Mountains, terwijl in het Z. de formaties (o.a.

Gap Mountains, Peters Mountains en Flippins Ridge) veel onregelmatiger zijn. Het laagste punt in de staat bevindt zich in de O. Panhandle op de plaats waar de Potomac in Jefferson County West Virginia verlaat (73 m). Het W.. 2/3 van de staat beslaande deel, bestaat uit een golvende hoogvlakte, het Alleghany Plateau, doorsneden door talrijke rivieren en naar het Ohio-dal toe dalend tot een hoogte van ca 300 m. De gem. hoogte van West Virginia is ca 450 m.

Behalve de O. Panhandle, waarin een reeks in N.O. richting stromende rivieren hun water naar de Potomac voert, ontwatert geheel West Virginia naar de Ohio. De bronrivieren van de vanaf Fairmont bevaarbare Monongahela (West Fork, Tygart, Cheat) stromen in N., de Little Kanawha in westelijke richting, evenals de grootste geheel in de staat gelegen rivier, de tot ca 60 km ten W. van Charleston bevaarbare Kanawha, met zijn rechter zijrivieren Elk, Williams en Meadow, zijn linker zijrivier Coal en zijn bronrivieren New, Greenbrier en Bluestone. De voornaamste rivieren van het Z.W. zijn de in N.W. richting stromende Cuyandot, Twelvepole, Big Sandy en Tug River. West Virginia heeft geen natuurlijke meren van betekenis, maar door indamming van de Tygart bij Grafton (1938) en de New bij Hinton (1948) zijn 2 kunstmatige meren ontstaan, die tevens een recreatiegebied vormen.

Ca ⅗ van West Virginia is nog bebost. De bergketens zijn met naaldhout bedekt, terwijl in de O. Panhandle en op het Alleghany Plateau loofwouden overheersen. Slechts de aan de Ohio aansluitende gebieden zijn ten behoeve van de landbouw vrijwel geheel ontbost.

KLIMAAT

West Virginia heeft een prettig en gezond klimaat. De neerslag is het grootst in de bergen (gem. 1250 mm en meer jaarlijks), maar in het Ohio-dal aanzienlijk minder. Het hierin gelegen Parkersburg heeft een gem. jaarlijkse neerslag van 990 mm, een gem. Jan.- en Julitemp. van resp. 32,5 en 75,0 gr. F., een min. en max. van —27 en 106 gr. F. en een gem. jaartemp. van 54,6 gr.

F. De sneeuwval is vooral in de bergen hevig.

MIDDELEN VAN BESTAAN

West Virginia is een mijnbouwland en staat wat de waarde der minerale productie betreft met (1949) $ 721 480000 op de 4de plaats in de V.S. Onder 2/3 van de oppervlakte van de staat vindt men vetkoollagen, waarvan men in 1948 ca 160 millioen ton dolf, meer dan in enige andere staat der Unie. In betekenis volgen hierop natuurgas, petroleum, fijne kleisoorten (in het N.), silicaten, kalk, grint en pekelzout (Kanawha-dal).

In 1945 waren er bijna 100 000 boerderijen met een oppervlakte van ruim 3½ millioen ha, vnl. in het W. van de staat.

De voornaamste oogsten, die in 1950 een marktwaarde hadden van ca 130 millioen dollar, zijn in volgorde van de opbrengst: maïs, hooi, aardappelen, tarwe, haver, tabak (Z.W.) en rogge. De fruitteelt (vnl. appels, peren, pruimen, druiven en aardbeien) en de tuinbouw brachten in 1945 resp. 7½ en 1 millioen dollar op. De houtopbrengst gaat dank zij intensieve herbebossing en staatsbosbeheer in de laatste jaren sterk vooruit. Melk- en slachtvee fokt men vnl. in het blauwgrasgebied van het Z.O., schapen overal, behalve in het W. In 1950 waren er in West Virginia ca 560 000 stuks rundvee, 300 000 schapen, 250 000 varkens en 85 000 paarden. De pluimveestapel leverde toen ca ½ milliard eieren op.

De industrie verwerkt vnl. de ter plaatse gevonden bodemrijkdommen en is geconcentreerd langs het dal van de Ohio (vooral in de N. Panhandle), het Kanawha- en het Monongahela-dal. De voornaamste producten zijn ijzer en staal, glas, aardewerk, bakstenen, textiel, leer- en tabakswaren. In het Kanawhadal is de chemische industrie van grote betekenis en voorts zijn noemenswaard olieraffinaderijen, spoorwegreparatie-instellingen en langs de rivieren talrijke hydro-electrische krachtstations. De waarde der industriële productie bedroeg in 1950 664 millioen dollar, voortgebracht in 1602 bedrijven met 127 000 man personeel.

West Virginia heeft 3 in O.-W. richting over de Appalachen aangelegde spoorlijnen (van resp. Washington, Gordonsville en Lynchburg naar Cincinnati) en één N.-Z.-verbinding (van Pittsburgh naar Huntington). De lengte van het spoorwegnet bedraagt (1948) ca 6000 km. Er zijn (1947) ca 25 000 km verharde wegen, terwijl de binnenscheepvaart vooral in de industriële sector van betekenis is. In 1950 waren er in West Virginia 14 commerciële vliegvelden met als voornaamste knooppunten Wheeling en Elkins.

Het gem. jaarlijkse inkomen per hoofd der bevolking bedroeg in 1950 $ 1049, waarmee West Virginia ver beneden het regionale en nationale gem. (resp. $ 1676 en $ 1436) staat.

STEDEN

(cijfers van 1950). De grootste stad van West Virginia is Huntington (86 350 inw.) aan de Ohio, een belangrijk industrieel centrum en een rivierhaven van betekenis (vooral kooltransporten). Eveneens aan de Ohio liggen de industriesteden Parkersburg (29 680 inw.) met zijn kunstzijde-industrie, de mijnbouwstad Moundsville (14770 inw.) en de staalsteden Wheeling (58890 inw.) en Weirton (24 000 inw.). Aan de W. bronrivier van de Monongahela liggen de mijnbouwsteden Morgantown (25 525 inw.), Fairmont (29 350 inw.) en Clarksburg (32 oio inw.). De staatshoofdstad Charleston (67 914 inw.) is een der grootste centra ter wereld voor chemische producten, vnl. bekend om zijn nylon, maar tevens door zijn glaswaren, zoutmijnen en natuurlijke gassen. Mijnbouwsteden van het Z. zijn Beckley (19 400 inw.) en het gedeeltelijk op het grondgebied van Virginia gelegen Bluefield (25 720 inw.).

Het O. van de staat is dun bevolkt; in de O. Panhandle is vermeldenswaard Martinsburg (15620 inw.), het middelpunt van West Virginia’s beste fruitteeltgebied.

HOGER ONDERWIJS

verstrekt men in West Virginia aan 12 instellingen; de voornaamste hiervan zijn (met daarachter het aantal studenten en docenten in 1951): de Staatsuniversiteit te Morgantown (6762/430), het State College te Institute (1406/79) en het Morris Harvey College te Charleston (4292/77).

BESTUUR

West Virginia wordt geregeerd onder de constitutie van 1872, die de eerste, uit de tijd van zijn afscheiding van Virginia daterende, verving. Aan het hoofd staat (1950) een gouverneur (tot 1953 de Democraat Patteson), 23 Dem. en 9 Rep. senatoren en 67 Dem. en 27 Rep. leden in het Huis van Afgevaardigden. In de federale regering is West Virginia vertegenwoordigd door 2 senatoren en 6 leden in het Huis van Afgevaardigden, in 1951 allen Democraten.

Geschiedenis

Hoewel reeds sedert 1641 enkele verkenningstochten over de Appalachen plaats vonden, beletten deze bergketen en de onherbergzaamheid van de transmontane streek nog een eeuw lang westwaartse migratie der kolonisten. Omstreeks 1730 verrezen de eerste permanente nederzettingen. Men stuitte hierbij evenwel op krijgshaftige Indianenstammen, die, eerst verbonden met de Fransen (French and Indian War) en later met de Engelsen (Lord Dunmore’s War), kolonisatie tot de oostelijke randgebieden wisten te beperken. Pas de slag bij Point Pleasant (1774) maakte een einde aan de macht der Indianen.

Toen Virginia in 1861 de zijde der Zuidelijken koos, scheidden zich 40 counties af en vormden de aparte staat West Virginia, die in 1863 als 35ste staat in de Unie werd opgenomen. West Virginia was herhaaldelijk strijdtoneel in de Burgeroorlog, waarin de in hun sympathieën verdeelde bewoners in beide legers streden. De moderne ontwikkeling van de staat begon ca 1910, toen de aanleg van nieuwe spoorlijnen de exploitatie der uitgebreide steenkoollagen mogelijk maakte. West Virginia werd een industriestaat, die talrijke immigranten, vnl. uit Zuid- en Oost-Europa, en Negers uit de Zuidelijke staten aantrok.

Lit.: Biennial Reports of the Dept. of History and Archives (1904 e.v.); The West Virginia Review (1923 e.v.); M. A. Rucker (ed.), West Virginia, Her Land, Her People, Her Traditions, Her Resources (New York 1930); West Virginia State Road Comm., West Virginia Historic and Scenic Highway Markers (Charleston 1937); W.P.A. (Guide Series), West Virginia, a Guide to the Mountain State (New York 1941); J. Thomas, Blue Ridge Country (New York 1942); R. E. Banta, The Ohio (New York 1949); F» Gutheim, The Potomac (New York 1949); C.

H. Ambler, West Virginia, The Mountain State (New York 1950).

< >