het voornaamste opleidingscentrum voor (hogere) officieren in de V.S., ligt aan de rechter Hudsonoever, 85 km ten N. van New York.
De naam is afkomstig van pioniers, die het tegenover hun vestigingsplaats liggende schiereiland „west point” noemden. Op het, de Hudsonvallei beheersende, plateau werd gedurende de Onafhankelijkheidsoorlog in 1778 een fort opgericht, dat tijdelijk het hoofdkwartier van Washington was. Hoewel reeds in 1781 plannen bestonden, West Point tot het centrum van de Amerikaanse kadervorming te maken, verzette zich de volksvertegenwoordiging tegen de totstandkoming van een staand leger. Reeds in 1802 echter zag men de noodzaak van een permanente officiersopleiding in, waarna te West Point de United States Military Academy werd opgericht. Deze leverde sedertdien vrijwel alle hogere officieren, behalve voor de vloot, die te Annapolis haar eigen kaderschool heeft. De opleiding duurt 4 jaar (gedurende Wereldoorlog II 3 jaar) en staat thans (1952) open voor 2496 cadetten, eventueel vermeerderd met maximaal 24 uit de Philippijnen en Latijns-Amerika afkomstige personen, voor wie toestemming van de president nodig is.
Lit.: U. S. Mil. Academy, Annual Report of the Superintendent (Washington 1877 e.v.); Idem (Ass. of Graduates), Silvanus Thayer — Educator (West Point 1940); R. E. Dupuy, Where They have trod (New York 1940); W.
H. Baumer, Not all Warriors (New York 1941); E. Eliot, West Point in the Confederacy (New York 1941); M. D. Taylor, West Point looks ahead (West Point 1946); Idem, West Point, its Objectives and Methods (West Point 1947); J. J.
Lenney, Caste system in the American Army (New York 1949); S. Forman, West Point (New York 1950).