Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

KENTUCKY

betekenis & definitie

is een der V.S., gelegen in het overgangsgebied tussen de Zuidelijke (katoen-) staten en het Midden-Westen, groot 105 000 km2, met (1950) 2,95 millioen inw. De naam is van Indiaanse oorsprong; de betekenis er van is niet bekend.

De bijnaam van Kentucky is „the Blue Grass State”; de symbolische bloem is de guldenroede, en het staatsmotto luidt: „United We Stand, Divided We Fall”. Kentucky is gelegen ten W. van het Alleghany-gebergte, tussen 36° en 390 N.B. en 82° en 89° W.L.; het wordt in het N.W. en N.O. begrensd door de Ohio, die de grens vormt met Illinois, Ohio en Indiana, in het O. door de Big Sandy River en haar oostelijke zijrivier, de Tug, welke Kentucky scheiden van West-Virginia en Virginia; ten Z.O. en Z. van Kentucky liggen Virginia en Tennessee, en in het W. vormt de Mississippi de grens met de staat Missouri. De grootste lengte van Kentucky is 732 km en de grootste breedte ca 270 km. Kentucky is verdeeld in 120 counties; de hoofdstad is Frankfort, dat tevens hoofdstad van Franklin County is.Bodemgesteldheid

Kentucky ligt tussen het Appalachisch bergmassief en de Mississippi; aan de O. kant liggen hoge bergen, in het Z. hooglanden, terwijl het N. en centrale deel meer het karakter dragen van een geleidelijk naar het W. en N.W. hellende vlakte, waarin zich nog vele oneffenheden bevinden. Geheel Kentucky behoort tot het stroomgebied van de Mississippi. De hoogste top in Kentucky is Big Black Mt. (1250 ml in Harlan County in het Z.O. Dit punt is te bereiken langs de Appalachian Way van Cumberland in Kentucky naar Appalachia in Virginië. Het bergland der Appalachen is op vele plaatsen woest en schilderachtig; het wordt doorsneden door een aantal kloven, waarvan de Cumberland Gap, de beroemde pioniersweg naar Kentucky, de voornaamste is. Ten W. van het berggebied liggen hooglanden, welke deels vlak en deels heuvelachtig zijn. Hier zijn veel kalksteengebieden, met beroemde grotten, zoals de Mammoth Cave en de Colossal Cavern. De vlakte van Lexington, ook bekend als „het Gebied van het Blauwe Gras”, is een cirkelvormige kom in het N. van centraal Kentucky, in het O., Z. en W. door de hooglanden omsloten. Het vormt een parklandschap, met een prachtige vegetatie van beemdgrassen (Poa compressa en Poa pratensis), welke in midden Juni bloeien; de zaadhulzen geven het landschap een blauwachtige kleur. Een ander laaglandgebied ligt in het uiterste Z.W., ten W. van de Tennessee; dit behoort nog tot de grote vlakte langs de Mississippi. De meeste grote rivieren in Kentucky ontspringen in de bergen of in het hoogland van de Alleghanies en stromen in N.W. richting naar de Ohio; dit zijn de Licking, Kentucky, Salt, Green en Tradewater. De Cumberland stroomt door het Z.O. en middenZuiden van Kentucky en treedt Tennessee binnen op een punt ongeveer ten Z. van Louisville. In het uiterste Z.W. van Kentucky stromen de Cumberland en de Tennessee op vrij korte afstand van elkaar naar het N.W. en komen resp. bij Smithland en Paducah in de Ohio uit. De afwatering van het gebied der kalkgrotten geschiedt grotendeels door ondergronds stromende rivieren.

De bodem van Kentucky bestaat vnl. uit verweringsproducten der onderliggende rotsen. De beste grond vindt men in de rivierdalen (alluviale gronden) en in het Gebied van het Blauwe Gras (blauwe of Oridoviciaanse kalksteen); van dit laatste is vooral de omgeving van Lexington beroemd om zijn vruchtbare bodem. Kalksteen komt voor in een uitgestrekt gebied in het midden en Westen; de bodem hier is minder goed dan in het gebied van het Blauwe Gras. In de bergen en op het Alleghany-plateau is de bouwkruin meestal zeer dun.

Klimaat

Dit is zachter en gelijkmatiger dan in de omliggende staten. De gemiddelde jaarlijkse temperatuur is 55 gr. F. (in de bergen 50 gr. en in het uiterste W. 60 gr.); temperaturen boven 100 gr. F. en beneden -10 gr. F. komen maar zelden voor. De gemiddelde regenval varieert van 965 mm in het N.O. tot 1270 mm. in het Z., en is ca 1168 mm over de gehele staat gerekend; de neerslag is gelijkmatig over het gehele jaar verdeeld en er valt maar weinig sneeuw in Kentucky. De regenbrengende winden waaien meest uit het Z. In April en Mei richten uit het N. of N.W. komende koudegolven vaak grote schade aan bij de fruitteelt. De natuurlijke vegetatie van Kentucky bestaat hoofdzakelijk uit gemengd loofbos, met op de hoogste gedeelten in het Appalachisch gebergte naaldhout.

Middelen van bestaan

Kentucky draagt nog een in hoofdzaak landelijk karakter. De landbouw is als bestaansbron echter relatief achteruitgegaan t.o.v. de industrie, welke geprofiteerd heeft van de goede spoorweg- en scheepvaartverbindingen, de aanwezigheid van veel voor de industrie belangrijke mineralen en waterkracht. De voornaamste industrieën zijn vleesconservenfabrieken, petroleumraffinaderijen en meelfabrieken. Ook zijn er in Kentucky grote tabaksfabrieken, houtzagerijen, ijzer- en staalfabrieken, distilleerderijen, kledingfabrieken enz.

Meer dan de helft van de bevolking van Kentucky is nog in de landbouw werkzaam. De voornaamste producten, gerangschikt naar de volgorde van hun waarde, zijn maïs, tabak, tarwe en haver. Maïs wordt door de hele staat verbouwd en, wat tabak betreft, komt Kentucky op de tweede plaats (na Noord-Carolina) in de V.S.

In het Gebied van het Blauwe Gras verbouwt men rode en witte burley-tabak; bijna 80 pet van de nationale productie van witte burley-tabak is uit Kentucky afkomstig. Donkere tabak komt uit het uiterste W. en Z.W. van de staat, het gedeelte dat bekend staat als de „Black Patch”.

Kentucky produceert meer zaad van blauwgras (beemdgrassen) en gras voor ondergroei in boomgaarden dan enige andere Unie-staat en neemt ook de eerste plaats in wat betreft de fokkerij van ren- en rijpaarden. De stoeterijen zijn in het Gebied van het Blauwe Gras gevestigd. Vermelding verdient ook het pluimveebedrijf (o.a. kalkoenen).

Delfstoffen

De voornaamste mineralen, die men in Kentucky vindt zijn steenkool, natuurgas, petroleum en natuursteen. Alleen Pennsylvanië, West-Virginië en Illinois produceren meer steenkool dan Kentucky. Het bekendste steenkoolgebied ligt in het Z.O., maar ook in het W. liggen kolenmijnen. Alle steenkool is vet, bitumineus. Er liggen 44 voor commerciële doeleinden belangrijke bronnen van petroleum en natuurgas. Kalksteengroeven zijn vooral in Warren County, rond Bowling Green; en Rockcastle, Bath, Madison en Rowan County leveren blauwe zandsteen. Andere waardevolle delfstoffen zijn vloeispaat, klei, rotsasphalt en ijzererts van middelmatige kwaliteit. Op verschillende plaatsen binnen de staat treft men mineraalwaterbronnen aan. 2/5 van de oppervlakte van Kentucky is met bos bedekt en er zijn nog ruim 40 000 ha oerbos. De voornaamste boomsoorten zijn de populier, eik, esdoorn, pijnboom, rode ceder, es, walnoot en beuk. De houtproductie is aanzienlijk; er zijn in Kentucky ca 2000 houtzagerijen.

Onderwijs

De staatsuniversiteit van Kentucky is gevestigd te Lexington; in 1950 waren hier ruim 8467 studenten en 465 academische docenten. Voorts zijn er het Kentucky State College for Negroes (staatsuniversiteit voor negers) te Frankfort, het Kentucky Wesleyan College te Winchester, de University of Louisville, Berea College te Berea, en nog een aantal kleine „colleges”.

Steden, Parken enz.

De staatshoofdstad Frankfort telde in 1940 11 500 inwoners en is een handelscentrum voor het omliggende Gebied van het Blauwe Gras. Deze plaats werd in 1786 gesticht en in 1792 tot staatshoofdstad gekozen wegens haar centrale ligging. Hier zijn het staatskapitool, het arsenaal, de staatsuniversiteit voor negers en een begraafplaats, waar de bekende voortrekker Daniël Boone en andere nationale helden begraven liggen. Andere belangrijke steden zijn Ashland, Covington, Lexington, Louisville, Newport, Owensboro en Paducah.

Tot de bezienswaardigheden van Kentucky behoren in de eerste plaats de grotten Mammoth Cave en Colossal Cave in Edmonson County. Mammoth Cave is gelegen in een National Park. Er zijn onderaardse gangen met een totale lengte van 240 km, welke op de diepste gedeelten wel 100 m beneden de begane grond liggen en door de laagste gang stroomt een rivier. In Caldwell County bevindt zich de Ice Cave, waarin zich gedurende het gehele jaar ijs bevindt. In Anderson County vindt men verscheidene Indiaanse grafheuvels.

Geschiedenis

Vóór de blanken hier kwamen, voerden de Indianenstammen der Irokezen en Cherokezen een onophoudelijke strijd om dit belangrijke jachtgebied. De eerste ontdekkingsreizigers beschrijven Kentucky als een prachtig land, dat vrijwel geen inwoners had.

In de loop van de 17de en 18de eeuw werd dit gebied slechts bezocht door enkele Franse en Engelse ontdekkingsreizigers. Dr Thomas Walker passeerde in 1750 de Cumberland Gap en bouwde de eerste blokhut in Kentucky, dat toen nog deel uitmaakte van Fincastle County, Virginië. Hij kwam echter niet verder dan het berggebied. Andere ontdekkingsreizigers volgden hem, maar de eigenlijke ontwikkeling van Kentucky begon pas in 1769 met de komst van Daniël Boone. Vijf jaar later vond de eerste vestiging plaats te Harrodsburg, door kapitein James Harrod, en in 1775 stichtte kolonel Richard Henderson van de Transylvania Company Boonesboro op de plek, waar Boone zijn eerste fort had gebouwd. In 1776 kwam hier de eerste wetgevende vergadering ten W. van de Alleghanies bijeen en in hetzelfde jaar werd Kentucky een aparte county. In 1782 vond bij Blue Licks een gevecht plaats tussen pioniers uit Kentucky en een leger van Indianen en Canadezen, waarbij de eersten verslagen werden en zij enigen van hun belangrijkste leiders verloren. Met uitzondering van de negerslaven was meer dan 9/10 der bevolking van Engelse of Schotse afkomst en er heerste dezelfde politieke rivaliteit tussen de slavenhoudende boeren van het Gebied van het Blauwe Gras en de arme blanken in de bergen als in Virginia tussen de planters in de kustgebieden en de bergbewoners. Tussen deze beide uitersten bevonden zich dan nog in beide staten de kleine boeren. Van 1784 tot 1790 werden te Danville 9 conventies gehouden, waarbij afscheiding van Virginia geëist werd. Na veel strubbeling werd ten slotte, in 1792, Kentucky als afzonderlijke staat in de Unie opgenomen.

In de Amerikaanse Burgeroorlog trad het karakter van Kentuckey als overgangsgebied tussen Zuid en Noord duidelijk aan de dag in de verdeeldheid, die er heerste. Kentucky leverde rond 90 000 man voor het Unieleger en ca 40 000 man voor het leger van de Zuidelijken. Een conventie, die pretendeerde 65 counties te vertegenwoordigen, nam het besluit tot afscheiding, maar de gewone gekozen staatsregering ging niet tot afscheiding over. Deze werd door de Confederatie wel erkend, maar Kentucky heeft nooit echt deel van het oorlogvoerende Zuiden uitgemaakt, daar het onmiddellijk door het leger der Noordelijken bezet werd. De belangrijkste slagen, tijdens de Burgeroorlog in Kentucky geleverd, zijn: de slag bij Mill Springs, in de omgeving van Nancy (1862), de slag bij Richmond (1862), de slag bij Munfordville (1863), en de bloedige slag bij Perryville. De Zuidelijke generaals Morgan en Forrest deden verscheidene invallen in Kentucky. Ofschoon tijdens de Burgeroorlog het grootste deel van de bevolking de Unie had gesteund, wekten verschillende maatregelen naar aanleiding van de bevrijding der slaven zoveel verzet onder de bewoners van Kentucky, dat de Democraten een sterke meerderheid verkregen en gedurende vele jaren, tot 1895, behielden. Daarna waren afwisselend de beide grote partijen in de meerderheid.

Een deel van Kentucky valt tegenwoordig onder het gebied van de Tennessee Valley Authority, een regeringsorgaan, dat de opwekking van electrische energie, bodemverbetering, moderne economische en sociale vooruitgang met behulp van electriciteit, nieuwe landbouwmethoden en coöperatie beoogt in streekverband en in het gedeelte van Kentucky, dat het bestrijkt, veel vooruitgang heeft gebracht.

PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER

Lit.: Ellis M. Coulter, The Civil War and Readjustment in K. (1926); D. H. Davis, Geography of the Bluegrass Region (1927); K., A Guide to the Bluegrass State. W.P.A. (New York 1939); Maude Lafferty, Lure of Kentucky (Louisville 1939); D. Drake, Pioneer Life in K. (New York 1948); H. W. Schacter, K. on the March (New York 1949).

< >