(off. afkorting Va.) is een der Zuidatlantische staten der V.S. en is genoemd naar Elizabeth I, de „Virgin Queen” van Engeland. Het staatsmotto luidt „Sic Semper Tyrannis”.
Met 105 711 km2, waarvan 2372 km2 water, is Virginia wat oppervlakte betreft de 35ste der V.S. De staat strekt zich uit tussen 36° 32' en 390 27' N.Br. en tussen 750 15' en 83° 41' W.L. en bereikt in het Z., waar hij met een rechte lijn aan Noord-Carolinië en Tennessee grenst, zijn grootste lengte (684 km). De staatsgrens buigt in het meest W. punt scherp naar het N.O. om en een grillige, deels de kammen van het Alleghany gebergte volgende, deels slechts historisch verklaarbare lijn vormt de N.W.-grens tegenover Kentucky en West-Virginia. Tussen 78° en 79° W.L. bereikt Virginia zijn grootste breedte (340 km) en de grens buigt hier naar het Z.O. om met Maryland in het N.O. en als scheidslijn de Potomac tot zijn monding en voorts een lijn dwars door de Chesapeake Bay, zodat ook nog een deel van het deze baai afsluitende Delmarva schiereiland tot Virginia behoort. De O.-grens vormt de Atlantische Oceaan.
Wat bevolking betreft was Virginia in 1950 met 3318 680 inw. de 15de der V.S., hetgeen t.a.v. ig40 een toeneming van 23,9 pct betekent (gem. V.S.: 14,5 pct). Ook de bevolkingsdichtheid ligt met ruim 31 inw. per km2 boven het nationaal gemiddelde (19 inw. per km2). In 1948 lag het geboortecijfer met 26,9 per mille boven, het sterftecijfer met 9,5 per mille beneden het nat. gem. (resp. 24,2 en 9,9 per mille). 47 pct der bevolking leeft (1950) in plaatsen groter dan 2500 inw., 22,1 pct bestaat uit Negers en er zijn ruim 1000 Indianen. Van de blanken zijn ruim 1 pct „foreign born”; de grootste immigrantengroepen zijn Russen, Engelsen en Duitsers.
Virginia bestaat uit 100 counties en 24 onafhankelijke steden; één er van is de hoofdstad Richmond, met (1950) 230310 inw. de grootste stad van de staat.
NATUURLANDSCHAP.
Het oostelijk deel van Virginia bestaat uit een ruim ioo km brede kustvlakte, gevormd door drie schiereilanden tussen de brede benedenlopen van de Potomac, de Rappahannock, de York en de James en een moerassig gebied (Dismal Swamp) in het Z.O. Deze rivieren monden in de Chesapeake Bay, waarvoor zich het bovengenoemde Delmarva schiereiland uitstrekt, dat diep geleed is en waarvoor zich nog talrijke eilanden bevinden, o.a. Assateague, Chincoteague, Cedar, Parrancore, Hog, Mockborn en Fisherman’s Island. In de baai behoren voorts nog o.a. Tangier, Watts en Fox Islands tot Virginia. De kustlijn is sterk geleed; de riviermonden vormen diepe inhammen en elk schiereiland bevat weer talrijke baaien.
Met en zonder inhammen heeft de kust een lengte van resp. 5334 en 180 km. De kustvlakte loopt naar het W. toe langzaam op tot een hoogte van ca 90 m voor het Piemont Plateau, waarvan zich de grens (Fall Line) kenmerkt door talrijke watervallen van de rivieren, ontstaan door de overgang van het harde gesteente van het Piemont Plateau naar de zachtere formaties van de kustvlakte. Het Piemont Plateau vormt ca 40 pct van de oppervlakte van de staat en bestaat uit golvende heuvels, die zich in hét N. ca 65 km, in het Z. ca 300 km in westelijke richting uitstrekken en oplopen tot een hoogte van 150 m in het N.W. en van 450 m in het Z.W. Ten W. van dit gebied verrijst de bergketen van de Blue Ridge, variërend van een hoogte tot 1234 m in het N. tot boven de 1500 m in het Z. Mount Rogers, aan de grens van Smyth en Grayson County, is met 1743 m het hoogste punt van de staat. Achter de Blue Ridge ligt de 560 km lange Appalachian of Great Valley, een deels door rivieren gevormde brede en vruchtbare hoogvlakte tussen de Blue Ridge en de Alleghany Mountains, die ca 25 pct van de oppervlakte van de staat beslaat en waarvan de hoogte varieert tussen 150 en 600 m.
Het meest bekende deel van de Great Valley ligt in het N.: de Shenandoah Valley, voor een deel als Shenandoah National Park beschermd. North, Shenandoah, Alleghany, Peter en East River Mountains sluiten dit gebied naar het W. toe af. De uiterste Z.W. hoek wordt ingenomen door het Appalachian Plateau, een 1600 tot 1800 m hoge vlakte, waarin kleine rivieren diepe dalen hebben gesneden en waaruit zich enkele bergketens steil verheffen, o.a. Clinch Mountain, Sandy Ridge en Powell Mountain. De gemiddelde hoogte van Virginia is 290 m boven de zeespiegel.
De Z.W. hoek van Virginia behoort tot het stroomgebied van de Ohio, waarin de wateren van de Powell, Clinch en Holston, via de Tennessee, en van de New via de Kanawha uitmonden. Al het andere gebied ontwatert naar de Atlantische Oceaan, waarbij de rivieren ten W. van de Blue Ridge evenwijdig hieraan, ten O. hiervan in het algemeen in Z.W. richting stromen. De noordelijke grensrivier Potomac neemt als voornaamte rivier uit Virginia de in N.O. richting stromende Shenandoah op; de Rappahannock en zijn rechter zijrivier Rapidan ontspringen in de Blue Ridge; de Pamunkey met zijn bronrivieren South en North Anna en de Mattaponi, die samen de York vormen, komen van het Piemont Plateau. De voornaamste rivier van Virginia is de James, die gevoed wordt door de uit de Alleghany Mountains komende en in Z.W. richting door de Great Valley stromende rivieren Jackson en Cowpasture; in oostelijke richting stromend neemt deze rivier o.a. de van de Blue Ridge komende North en Rivanna en de Chickahominy, uit het Z. de Craig en voorbij Richmond de evenwijdig lopende Appomattox op. De voornaamste rivier van Zuid-Virginia is de Roanoke die uit de Great Valley komt en in Noord-Carolinië mondt. De bronrivieren van de eveneens in, deze staat mondende Chowan, Black Water en Nottoway, ontwateren de Z.O. hoek van Virginia.
De meeste rivieren zijn tot de Fall Line bevaarbaar. Het enige meer van betekenis is Lake Drummond te midden van de Dismal Swamp, waarnaast nog een kunstmatig, door indamming van de New bij Hiwassee ontstaan meer te noemen valt. Een groot deel van Virginia is met bossen bedekt, naaldwouden in de kustvlakte, cypressen in de Dismal Swamp, loofwouden op het Piemont Plateau en gemengde bossen in de bergstreken.
KLIMAAT.
Virginia heeft in zijn oostelijke delen een zeeklimaat, terwijl het westelijke berglandschap door grote temp.-verschillen gekenmerkt is. Te Norfolk aan de Z.O. kust en te Richmond aan de oostgrens van het Piemont Plateau is de gem. Jan.-temp. resp. 41,8 gr. en 38,6 gr. F. De gem. Juli-temp. resp. 78,5 gr. en 78 gr.
F., het jaargem. resp. 59,8 gr. en 58,4 gr. F., het min. resp. 2 gr. en —3 gr. F., het max. resp. 105 gr. en 107 gr. F. De gem. jaarlijkse neerslag bedraagt in de beide steden resp. 898 en 1064 mm.
MIDDELEN VAN BESTAAN
Landbouw is nog steeds de voornaamste economische bedrijvigheid in Virginia. In 1945 waren er 173000 boerderijen, die 63 pct van ’s staats oppervlakte besloegen en waarvan bijna de helft der bevolking leefde. Het Piemont Plateau en de Great Valley zijn de beste akkerbouwgebieden met als grootste oogsten maïs, tabak en tarwe, terwijl hier tevens de hooi-opbrengst van grote betekenis is. Op de kustvlakte overheerst de tuinbouw, op het Delmarva schiereiland oogst men aanzienlijke hoeveelheden aardappelen, in het Z.O. aardnoten. De staat is een der beste fruitteeltgebieden der wereld, met als voornaamste product appels, waarmee hij op de 3de plaats in de V.S. staat; hiernaast ook perziken, peren, pruimen en druiven; de grootste boomgaarden vindt men op het Piemont Plateau en in de Great Valley.
Veeteelt vindt men vnl. in Midden- en West-Virginia; men fokt melkvee, schapen en goede paarderassen, terwijl het Z.O. bekend is om zijn met aardnoten gevoerde Smithfield-varkens. In sommige gebieden fokt men kalkoenen en de pluimveestapel leverde in 1949 1,2 milliard eieren op. In de kustgebieden is de visserij van grote betekenis, die in 1947 ca 20 millioen dollar opbracht, waardoor Virginia de eerste plaats in het Z.O. en de zesde plaats in de gehele V.S. inneemt.
Wat houtproductie betreft staat Virginia (1947) op de 11de plaats in de V.S. De bosbouw levert vnl. harde houtsoorten op. Van de bodemrijkdommen zijn de vetkolen, die men in het Z.W. delft, het belangrijkst. In betekenis volgen hierop kalksteen (Great Valley) en mergel. Van de metalen delft men lood, mangaan en zink. In 1948 bedroeg de waarde der minerale productie ruim 150 millioen dollar.
De voornaamste industriële producten zijn sigaretten, chemicaliën, meubelen en andere houtwaren, vlees- en vruchtenconserven en textiel, waarbij kunstzijde de katoen meer en meer verdringt. Newport News is een van de grootste scheepsbouwcentra in de V.S. Er zijn (1950) 3644 industriële vestigingen, waarin ca 217 000 mensen werk vinden; de (toegevoegde) waarde der productie bedroeg in 1950 ruim 1 milliard dollar.
Virginia heeft het grootste havenverkeer in het Z.O. der V.S.; de voornaamste plaats neemt hierbij de Hampton Roads Area (Norfolk, Portsmouth en Newport News) in met (1948) ca 40 millioen ton verscheepte goederen. Andere havensteden zijn Alexandria tegenover Washington D.C. en Richmond. De lengte van het spoorwegnet is (1948) ca 6600 km, waaronder 3 lijnen door het Appalachisch Gebergte; de voornaamste knooppunten zijn Petersburg en Lynchburg. In hetzelfde, jaar waren er ca 80 000 km verharde wegen. In 1950 had Virginia 24 commerciële vliegvelden met als voornaamste knooppunten Richmond en Roanoke.
Het gem. jaarlijkse inkomen per hoofd der bevolking lag in 1949 met $ 1039 ver boven het regionale gem. ($ 882), maar, zoals bij een overwegend agrarische staat te verwachten is, aanzienlijk beneden het nationale gem. ($ 1330).
STEDEN
(cijfers van 1950). De voornaamste plaatsen der kustvlakte zijn de havensteden Alexandria (61 740 inw.) en het stedencomplex aan de mond van de James River: Hampton (5970 inw.), Newport News (42 360 inw.), Portsmouth (80040 inw.) en Norfolk (213 510 inw.). Ten Z. van Alexandria ligt Mount Vernon, het thans als museum ingerichte landgoed, waar George Washington van 1735 tot 1765 en van 1783 tot zijn dood in 1799 leefde en waar hij en zijn vrouw begraven liggen. Verder Z.O., eveneens aan de Potomac, ligt George Washington Birthplace National Monument, een park, waarin het geboortehuis van Amerika’s eerste president staat. Tien km verder stroomafwaarts ligt Stratford Hall, het landgoed en geboortehuis van generaal Robert E. Lee.
Het Colonial National Historical Park op het schiereiland tussen York en James River bevat de oudste permanente Engelse nederzetting in de V.S., het in 1607 gestichte Jamestown; het eveneens in dit park gelegen Williamsburg (6740 inw.) was van 1699 tot 1779 de hoofdstad van Virginia en bevat nog talrijke herinneringen aan het koloniale verleden: het kapitool uit 1705, de ca 1700 gebouwde gevangenis, het paleis van de gouverneur uit 1720, Whythe House, de Bruton Parish Church uit 1710 en de Raleigh Tavern, een middelpunt van het sociale en politieke leven vóór de Revolutie; even ten O. van Williamsburg ligt Yorktown, zowel in de Onafhankelijkheids- als in de Burgeroorlog het toneel van hevige veldslagen en rijk aan historische gebouwen. Aan de rand van het Piemont Plateau liggen in het N. Manassas National Battlefield Park en Fredericksburg (12 160 inw.), waar zich in de Burgeroorlog bloedige gevechten afspeelden. Verder zuidwaarts liggen Richmond en Petersburg (35 050 inw.), die beide eveneens een grote rol in de Burgeroorlog speelden. In de oostelijke uitlopers van de Blue Ridge liggen Ijet industriële en paedagogische centrum Charlottesville (25 970 inw.) en de tabakstad Lynchburg (47 730 inw.) met in het O. Appomatox, waar het thans als National Historical Monument beschermde huis staat, waarin generaal Grant op 9 Apr. 1865 de capitulatie van de laatste resten van het Geconfedereerde leger uit de handen van generaal Lee in ontvangst nam.
In het Z. van het Piemont Plateau ligt Danville (35 070 inw.), bekend als een der grootste tabaksmarkten voor „Virginia”tabak en als laatste hoofdstad der Geconfedereerden. In de Great Valley liggen het agrarische centrum Winchester (13 840 inw.), Harrisonburg (10 810 inw.) en Staunton (19930 inw.), de geboorteplaats van Woodrow Wilson; in de Blue Ridge ligt de industriestad Roanoke (91 920 inw.). In het Z.W. is voorts nog te noemen de deels op het grondgebied van Tennessee liggende stad Bristol (32 725 inw.).
HOGER ONDERWIJS
verstrekt men in Virginia aan 19 instellingen. De voornaamste hiervan zijn (met daarachter het aantal stud. en doc. in 1950): de Staatsuniversiteit te Charlottesville (5082/368), het Polytechnic Institute te Blacksburg (4857/333), het Mary Washington College voor vrouwelijke studenten te Fredericksburg (1446/83), het Virginia State College voor Negers te Petersburg (1466/125), de Virginia Union University voor Negers te Richmond (1046/60), de Washington & Lee University te Lexington (1293/87), het Hampton Institute te Hampton (1507/139) en de University of Richmond (3340/145).
Bekende musea zijn het aan de geschiedenis van de scheepvaart gewijde Mariners Museum ten N. van Newport News, het War Memorial Museum te Newport News met tropheeën en moordwerktuigen uit de beide wereldoorlogen, het Norfolk Museum of Arts and Sciences, dat tevens een belangrijk cultureel centrum is, en het Virginia Museum of Fine Arts te Richmond, dat o.a. een goede collectie oude Europese schilderkunst bevat. Vermeldenswaard is voorts de stichting ,,Colonial Williamsburg, die tracht Williamsburg in zijn 18de-eeuwse staat te doen herrijzen en die (mede) het Institute of Early American History and Culture beheert.
RECREATIE.
De kust van Virginia is een ideaal gebied voor watersport; van betekenis zijn vnl. de stranden en baaien ten O. van Norfolk, o.a. Ocean View, Cape Henry en Virginia Beach; de Dismal Swamp is een bekend jachtgebied. De mooiste delen van de noordelijke Blue Ridge liggen binnen het 786 km2 grote Shenandoah National Park; de Skyline Drive is een over de kammen van dit gebergte aangelegde autoweg. Het noordelijk deel van de Great Valley is rijk aan natuurlijke grotten, het zuidelijk deel bevat talrijke genezende bronnen, o.a. te Hot Springs, Warm Springs, Craig Healing Springs en Orkney Springs, waar vele zieken genezing zoeken. National Forests hebben een oppervlakte van 16 700 km2.
BESTUUR.
Virginia wordt geregeerd onder de constitutie van 1902; aan het hoofd staat (1950) een Democratische gouverneur, 38 Dem. en 2 Rep. senatoren en 93 Dem. en 7 Rep. leden van het Huis van Afgevaardigden. In de federale volksvertegenwoordiging hebben voor Virginia zitting 2 senatoren en 10 leden in het Huis van Afgevaardigden, die in 1952 op 3 afgevaardigden na allen Democraten waren. Bij de presidentsverkiezingen stemde Virginia sedert 1872 met uitzondering van 1928 overeenkomstig de Zuidelijke traditie overwegend Dem., zonder dat evenwel de Dixicraat Thurmond in 1948 noemenswaardige steun ontving. Bij de Senaatsverkiezingen van 1950 behaalden Dem. en Rep. resp. 103 000 en 45 000 stemmen, maar de presidentsverkiezingen van 1952 leverden een ruime overwinning op voor de Republikein Eisenhower. Acht presidenten der V.S. zijn uit Virginia afkomstig: Washington, Jefferson, Madison, Monroe, Harrison, Tyler, Taylor en Wilson. Het volkslied luidt „Carry me back to old Virginny”.
GESCHIEDENIS.
Virginia was oorspronkelijk de naam van alle Engelse koloniën ten N. van de Spaanse bezittingen in Amerika. De geschiedenis van het tegenwoordige gebied Virginia begon op 13 Mei 1607, toen 3 schepen met kolonisten aan de mond van de James landden en Jamestown, de eerste permanente Engelse nederzetting in Amerika, stichtten. Het merendeel der kolonisten kwam in de eerste jaren door hongersnood, ziekten en aanvallen der Indianen om het leven. Economisch van grote betekenis was, dat de kolonisten van de Indianen de tabaksbouw en -bereiding leerden. Het nieuwe handelsgewas werd de grondslag voor het plantagesysteem, eerst met tijdelijk onvrije blanke arbeid, later toenemend met negerslaven bedreven. Ten gevolge van de revoluties in het 17de-eeuwse Engeland bleef ook de politieke toestand in de koloniën zeer wankel.
Er ontstonden wrijvingen tussen de reeds in 1619 tot stand gekomen volksvertegenwoordiging en de koninklijke gouverneurs. De moeilijkheden bereikten hun hoogtepunt in 1675, toen de bewoners meenden door gouverneur Berkeley onvoldoende beschermd te worden en tot opstand onder Nathaniel Bacon overgingen. De actie richtte zich wel is waar vnl. tegen de Indianen, maar Berkeley nam na de dood van Bacon wraak. De langzame bevolkingsvermeerdering was oorzaak dat men pas in de 18de eeuw in de binnenlanden doordrong. In 1716 werd het Shenandoah-dal voor kolonisten geopend. Verzet tegen de beruchte Stamp Act deed in 1765 de gouverneur de volksvertegenwoordiging ontbinden, maar reeds in 1775 werd de laatste Engelse gouverneur verjaagd.
Virginia had een groot aandeel in de Onafhankelijkheidsoorlog, zowel bij de gevechtshandelingen als bij het tot stand komen van de Onafhankelijkheidsverklaring, de „Declaration of Rights’ en de Constitutie. De vooraanstaande figuren uit die dagen (o.a. Patrick Henry, Washington, Jefferson, Madison) zijn vrijwel allen uit Virginia afkomstig. In 1788 tekende Virginia als 10de staat de Constitutie.
De volgende decennia had Virginia vrijwel voortdurend de leiding in het federale bestuur. De staat kwam tot grote bloei, waaraan evenwel de Burgeroorlog een einde maakte. Hoewel Virginia een der oudste tegenstanders van de slavenhandel was en er een sterke beweging tot emancipatie der negers en tot repatriëring naar Afrika ontstond, was de economische toestand te zeer op slavenarbeid ingesteld dan dat men tot abolitie kon overgaan. Lange tijd poogde de staat tussen het N. en het Z. te bemiddelen, maar toen de breuk eenmaal een feit was geworden, sloot men zich bij de Geconfedereerden aan. Virginia werd het voornaamste strijdtoneel (slagen o.a. bij Manassas, Richmond, Fredericksburg, Petersburg, Cedar Creek en Appomatox); de zuidelijke bevelhebber, Robert Lee, was uit Virginia afkomstig. Van de verwoestingen, het verlies aan mensenlevens en de verandering in de sociale en economische structuur wist Virginia zich slechts zeer geleidelijk te herstellen. Pas in de 20ste eeuw, en vooral door Wereldoorlog I, herkreeg het land door snelle industrialisatie zijn welvaart.
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: Virginia Magazine of History and Biography (1893 e.v.); J. C. Ballagh, A History of Slavery in Virginia (Baltimore 1902); A. K. Davis, Traditional Ballads of Virginia (Cambridge/Mass. 1929) ; M. Andrews, George Washington’s Country (New York 1930) ; P Wilstack, Mount Vernon (Indianopolis 1930); J.
T. Gooi riek, Fredericksburg and the Cavalier Country (Richmond 1935) » A. Bevan, Virginia. Geological Survey (Charlottesville 1936) ; M. Andrews, Virginia, the Old Dominion (New York 1937) ; A. Rothery, New Roads in Old Virginia (2de dr., Boston 937)» H.
C. Forman, Jamestown and St Mary’s (Baltimore 1938) ; F. P. Kegley, Virginia Frontier 1740-1783 (Roanoke 1938); A. Rothery. The New Dominion (New York 1940); L.
B. Wright, The First Gentleman of Virginia; Intellectual Qualities of the Early Colonial Ruling Class (San Marino/Ca). 1940); W.P.A., The Negro in Virginia (New York 1940); W.P.A. (Guide Series), Virginia, A Guide to the Old Dominion (New York 1940); J. Alexander, Early Charlottesville (Charlottesville 1942) J F. H. Hart, The Valley of Virginia: The American Revolution 1763-1789 (Chapel Hill 1942); V. Moore, Virginia is a State of Mind (New York 1942); J.
Davis, The Shenandoah (New York 1945) J B. Niles, The James (2de dr., New York 1945); R. Beverley, The History and Present State of Virginia (Chapel Hill 1947); S. Chamberlain, Springtime in Virginia (Foto’s, New York 1947); Idem, Behold Williamsburg (Foto’s, New York 1947); F. Gutheim, The Potomac (New York 1949); F. Ingalls, The Valley Road (Cleveland 1949); R.
Peattie (ed.), The Great Smokies and The Blue Ridge (New York 1949); G. F. Willison, Behold Virginia! (New York 1951).