(gest. Gorkum 1 Dec. 1417), trok met de graaf van Oostervant (later Willem VI) naar Friesland en werd er burggraaf van Stavoren (1400).
Deze stad werd door de Friezen belegerd, doch Brederode hield er zich staande, totdat het krijgsvolk van hertog Albrecht hem kwam ontzetten. Hij volgde zijn broeder Jan, die in 1402 lekebroeder bij de Kartuizers was geworden en in 1415 sneuvelde, als heer van Brederode op en was de aanzienlijkste leider der Hoeksen in Holland. Toen hij in 1402 met graaf Willem VI Gorkum belegerde, werd hij door Jan van Arkel bij een uitval gevangengenomen, maar wist na een zevenjarige hechtenis door list te ontkomen. In 1416 en in 1417, na het overlijden van Willem VI, was hij stadhouder van Holland.
Toen Jan van Arkel en zijn zoon Willem zich wederom meester hadden gemaakt van Gorkum, rukte hij naar die stad op, om hen te verdrijven. Hij bestormde haar en Willem van Arkel sneuvelde. Doch ook Brederode, die zich in drift te ver waagde, werd door zijn vijanden gedood. Het in 1414 gesloten huwelijk van Walraven met Johanna, vrouwe van Ameide en erfgename van Vianen, heeft het bezit der Brederodes met twee belangrijke heerlijkheden vergroot.
Zij verlieten hun stamslot bij Velsen en vestigden zich op het kasteel Batestein te Vianen.