Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

BREDERODE

betekenis & definitie

was de naam van een kasteel en heerlijkheid onder Velsen, waarnaar het geslacht der Brederodes zich heeft genoemd. Het Huis te Brederode was een grafelijk leen van Holland en wordt reeds in de 13de eeuw vermeld.

Na in 1426 door de Kabeljauwsen verwoest te zijn is het slechts gedeeltelijk herbouwd, want de heren van Brederode verbleven reeds toen meestal op het huis Batestein te Vianen (z hieronder). De Spanjaarden hebben het na de inneming van Haarlem in 1573 definitief vernield; sindsdien is het de bekende ruïne van Brederode. Het baljuwschap van Brederode omvatte een uitgestrekt gebied in de omtrek, nl. de duinstreek van Zuidelijk Kennemerland, ongeveer van Wijk aan Zee tot Hillegom, in het O. begrensd door de grote meren: Haarlemmermeer, IJ, Wijkermeer.(Geslacht)

De stamvader van het tot de vrije leenadel van Holland behorende geslacht der heren van Brederode (deze naam verschijnt eerst in 1244) is heer Dirk, die van 1205-1231 in oorkonden voorkomt, in 1226 als grafelijk dapifer of drossaat (een aanzienlijk hofambt). Deze Dirk de Drossaat, die mogelijk reeds heer van Brederode is geweest, was een jongere broeder van heer Willem van Teylingen. De Brederodes vertegenwoordigen dus een jongere tak van de sinds het midden van de 12de eeuw voorkomende Teylingens, die op onbekende wijze uit het Hollandse gravenhuis moeten zijn gesproten, althans daarmede verwant waren. Volgens een andere theorie zouden Willem van Teylingen en Dirk de Drossaat beiden onwettige zoons zijn van graaf Willem I, en van moederszijde afstammen van een ouder geslacht van Teylingen.

De opvatting, dat het huis van Brederode teruggaat op Sicco of Syfridus, een in 1030 overleden zoon van graaf Arnoud of Arnulf, berust op een genealogische fabricatie uit de 15de eeuw, die tot in de 19de eeuw opgeld heeft gedaan. Willem, heer van Brederode (gest. 3 Juni 1285), zoon van heer Dirk, blijkt reeds te beschikken over uitgebreide bezittingen in de Alblasserwaard, naast zijn goederen in Zuidelijk Kennemerland. Het huwelijk in 1414 van Walraven van Brederode met Johanna, erfgename van Vianen en Ameide, opende nieuwe mogelijkheden voor het reeds machtige geslacht. Voortaan resideerden de Brederodes te Vianen, welks kerk ook hun graftomben bevat.

In de 15de eeuw lieten zij het onderscheidingsteken (de barensteel) uit hun blazoen weg en voerden zij het volle wapen van Holland. Ook maakten zij sinds Reinoud II (1417-1473) aanspraak op de titel van graaf van Holland (vgl. de Sicco-genealogie). Keizer Karel V heeft, na een proces, het recht hierop in 1534 aan Reinoud III uitdrukkelijk ontzegd. De hoofdtak der Brederodes stierf uit in 1568 met de uit het „voorspel” van de Tachtigjarige oorlog bekende Hendrik van Brederode.

De laatste vertegenwoordiger van het geslacht was Wolfert van Brederode, uit de tak Cloetinge, die 21 Juli 1679 ongehuwd overleed. Zijn wapen werd te Vianen met hem in het graf gelegd. Terwijl Brederode aan de Staten van Holland viel, kwamen Vianen, Ameide en Tienhoven aan Wolferts zuster, gravin van Dohna; vervolgens aan de graven van Lippe-Detmold, die de heerlijkheid in 1725 aan de Staten van Holland verkochten.

Lit.: H. Obreen, Bijdr. t. d. kennis der middeleeuwse he geslachten v. Holland en Zeeland: De Heeren van Teylingen en van Brederode (Mndbl. De Nederl.

Leeuw XLIV, 1926).



Dirk II van BREDERODE

heer (gest. Reims 16 Dec. 1318), was een zoon van de in 1285 overleden Willem, tweede heer van Brederode. Hij speelde een belangrijke rol bij de onderwerping van de Westfriezen aan Floris V in 1288 en 1289. In 1290 bevond hij zich onder de misnoegde edelen, die tegen de graaf opstonden.

Later was hij een getrouw vazal van Floris V en van Jan I. Onder Jan II werd hij door Wolfert van Borselen opzij gedrongen, al bleef hij in ’s graven Raad. Hij onderscheidde zich in 1304 bij de inval der Vlamingen in Holland, vocht met Guy van Avesnes, bisschop van Utrecht, tegen de Friezen, en maakte in 1315 een krijgstocht naar Vlaanderen mede. Hij stierf te Reims, op de terugreis van een bedevaart.



Frans van BREDERODE

Jonker (1465 of 1466 - Dordrecht 11 Aug. 1490), de bekende leider van de Hoeksen in hun verzet tegen Maximiliaan van Oostenrijk, was een zoon van heer Reinoud II. Hij studeerde te Leuven en begaf zich in 1488 naar Sluis, waar de Hoekse ballingen uit Holland hem tot hun leider kozen, terwijl de ontevreden Vlamingen hem tot opperste kapitein van Vlaanderen uitriepen. In Nov. 1488 deed hij van Sluis uit een inval in Holland, waarbij hij zich in de nacht van 20/21 Nov. van Rotterdam meester maakte (z Jonker Fransenoorlog).



Hendrik van BREDERODE

van (Brussel Dec. 1531 - kasteel Harenburg bij Recklinghausen, 15 Febr. 1568), zoon van Reinoud III, heeft in de aanvang van de Opstand tegen Philips II een belangrijke rol vervuld. Hij was page aan het hof van Karel V en stond in 1559 aan het hoofd van een bende van ordonnantie. Zijn zuster was gehuwd met de broer van Granveile. Toch schaarde Brederode zich aan de zijde der vijanden van de kardinaal en trad tot de Ligue der hoge edelen toe, vooral gedreven door haat tegen de geestelijkheid.

Hij behoorde in 1565 niet alleen tot de eerste ondertekenaars van het Verbond der Edelen, maar was ook degene, die op 5 Apr. van het volgende jaar als leider van de edelen het smeekschrift aan de landvoogdes overhandigde. In het huis van Culemborg te Brussel richtte hij een groot gastmaal aan, waar 300 verbonden edelen aanzaten en waar men beproefde de hoge edelen tot samenwerking met het Verbond over te halen. Daarna was hij een der ijverigste bevorderaars van de plannen der edelen: vrijheid voor de Hervormden, afschaffing van de inquisitie en liefst bijeenroeping van de Staten-Generaal om meer invloed op het bestuur te krijgen en de gehate rechtsgeleerden van hun macht te beroven. Hij wierf niet alleen leden voor het Verbond in Holland, maar nam ook deel aan de verschillende bijeenkomsten, zoals die van St Truiden.

In zijn stad Vianen stond hij toe, dat vlugschriften tegen de landvoogdes werden gedrukt, in de kerk daar en op zijn kasteel werden de beelden verwijderd; op het rekest, waarbij godsdienstvrijheid werd gevraagd tegen een bijdrage van 3 millioen aan de koning, schreef hij in voor 10 000 kronen. Hij was ook een hoofdpersoon bij de overeenkomst tussen Margaretha van Parma en de edelen, na de Beeldenstorm, waarbij een grote mate van godsdienstvrijheid werd verkregen. Hij liet zich afkeurend uit over het bij de Beeldenstorm gebruikte geweld, maar zag in deze beweging een toch wel waardeerbare uiting van haat tegen de geestelijkheid. Toen in het najaar van 1566 de reactie veld won en elk voor de keuze werd gesteld: zich aan de Kerk en aan de regering te onderwerpen of openlijk, desnoods gewelddadig, voor de vrijheid der Hervormde leer op te komen, koos hij vastberaden het laatste.

Hij was dan ook, haast meer dan Oranje, de man van de radicale partij en de populaire held bij de Hervormden, die hij verdedigde waar hij kon. Ten slotte ging hij ook tot geweld over: hij liet samen met anderen, troepen werven in Duitsland, kwam in Antwerpen om er de radicale partij te ondersteunen, beraamde van daar uit een aanslag op Walcheren (die mislukte), steunde de poging van Antonie van Bombergen om ’s-Hertogenbosch te bezetten (wat gelukte) en ging 27 Febr. 1567 naar Amsterdam, in de hoop in deze stad een middelpunt voor het verzet te vinden. Een ogenblik verzamelden zich daar de oproerigste edelen rondom hem, maar de stad zelf ging niet voldoende mee, de tegenpartij won voortdurend aan terrein, zoals overal elders, en toen de Prins hem berichtte, dat in Antwerpen de strijd niet was vol te houden, gaf ook hij zijn plannen op en week naar Duitsland (27 Apr. 1567). Zijn kasteel en de stad Vianen werden door Megen, die ook een aanslag van Brederode op de stad Utrecht verhinderd had, bezet, en 28 Mei 1568 werd hij veroordeeld door de Bloedraad.

Voordat hij dit kon vernemen, was hij echter in Westfalen overleden.

Hij was een echte vertegenwoordiger van zijn stand: ruw krijgsman, ongeduldig bestrijder van inquisitie, geestelijkheid en ambtenaren, en dan moedig in zijn verzet en niet terugdeinzend voor ballingschap. Zijn boekerij bewijst zijn vrij ruime ontwikkeling, maar zijn taal blijft onbeschaafd; hij was meer afkerig van de „paapse” instellingen, dan overtuigd Calvinist of Lutheraan. Hij was gehuwd met Amalia van Nieuwenaar.

DR H. A. ENNO VAN GELDER

Lit.: M. C. v. Hall, H. v. Br. (1844); G.

Groen v. Prinsterer, Antwoord a. Mr M. G. v.

Hall (1844); R. C. Bakhuizen van den Brink, H. v. B. en Willem v.

Oranje in 1566 en 1567 (Cartons Vad. Gesch. II); P. Scheltema, Graaf H. v.

B. te Amsterdam (Amst. 1846); Enno van Gelder, Bailleul, Bronkhorst, Brederode, Gids, Mei-Juni 1936; Salverda de Grave, Twee inventarissen van het huis Brederode, Bijdr. en Meded. Hist. Gen. XXXIX (1918).

< >