Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

WADDEN

betekenis & definitie

naam van het gedeelte der Noordzee, dat zich van Harlingen tot de Elbemond uitstrekt en wegens de geringe diepte reeds door de Romeinen Maria Vadosa (doorwaadbare zeeën) werd genoemd. Aan de landzijde gaan de Wadden over in de slikken (eigenlijk de Zeeuwse naam voor meestal droogliggende gronden) en verder landwaarts in de kweldergronden, waarachter de bedijkte zware kleigronden van Noord-Groningen, Friesland en N.W.-Duitsland liggen; aan de zeezijde worden zij door een reeks eilanden, de Waddeneilanden, van de open zee gescheiden (in Nederland: Texel, Vlieland, Terschelling, Ameland, Schiermonnikoog en Rottum; in Duitsland de Oost- en Noordfriese eilanden).

De Wadden zijn zeer waarschijnlijk de overblijfselen van een ten dele begroeide en bewoonde bodem, uit de tijd dat zij tegen de Noordzee nog beschermd werden door een doorlopende en brede duinenrij met breed strand, waarvan de Wadden-eilanden, platen en enkele, nu verdwenen, eilanden (zoals aan de Nederlandse kust Koornzand, Heffezand en Bosch) de overblijfselen waren. Slechts op enkele plaatsen werd die natuurlijke zeewering doorbroken door nauwe riviermonden. De geringe diepte der zee en de vele zandplaten maken er de scheepvaart zeer moeilijk en alleen bij vloed voor kleine vaartuigen mogelijk. Bij hoogwater zijn de wadgronden geheel door de zee bedekt, terwijl bij eb alleen de diepere plekken (geulen, balgen, gaten en slenken) als wateren overblijven, waardoor de getijden afwisselend heen en weer gaande stromen onderhouden. Juridisch behoren de Wadden in Nederland, zoals in 1911 bij rechterlijk vonnis werd beslist, tot de open zee.