een landschap en voormalig sultanaat in Frans Equatoriaal Afrika, ten O. van het Tsaad-meer, grenst in het N. aan Borkoe en Ennedi, in het O. aan de Anglo-Egyptische Soedan, in het Z. en W. aan Oebangi-Sjari en Bagirmi, is ca 430 000 km2 groot en telt ca 450 000 inw. (vóór de hongersnood van 1916-1917 ca 2,5 mill.).
Het land bestaat uit plateau’s, waarop zich enkele massieven verheffen, als het massief van Guera (1800 m) en die van Tama en Zaghawa in het O. (tot 1000 m). De aeolische werking heeft aan de zandsteenrotsen soms grillige vormen gegeven. De oppervlakte bestaat ten dele uit grassteppen, nl. daar waar periodieke regenrivieren (zgn. wadi’s) voorkomen. In de bodem komt grondwater voor op 100 m diepte. Het gebied wordt bewoond door stammen van Arabische afkomst (de Zaghawa, Maba enz.). Deze bevolking houdt zich bezig met landbouw (gerst, maïs, sesam, katoen, tabak) en veeteelt.
Er is handel in ivoor en struisveren. De nederzetting Abasjir, aan een wadi gelegen, is het handels- en bestuurscentrum. Het eens machtige Wadai-rijk werd gesticht door de stam der Toendsjoer. Ga 1615 ging de autochthone bevolking (Nilotiden) tot de Islam over. Door het Engels-Franse verdrag van 21 Mrt 1899 kwam dit gebied in de Franse interessensfeer. De sultan Doedmoerra werd verslagen en legde in 1911, na verschillende nederlagen, de regering neer. Sindsdien werd het gebied door de Fransen bestuurd.