Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VLAAMSE BEWEGING

betekenis & definitie

is een stroming die ontstond in Vlaams-België in het midden van de 19de eeuw. Zij was gekenmerkt enerzijds door waardering voor het eigenvolkse, de eigen geschiedenis en overlevering, de eigen taal en cultuur van de Vlamingen, anderzijds door verzet tegen de verwaarlozing, miskenning en verdringing van het Vlaamse volkswezen.

De Vlaamse beweging was de Vlaamse interpretatie van een Europese stroming die in verscheidene landen tot een opleving van het nationaal besef leidde. De benaming ontstond in 1840, naar aanleiding van het petitionnement dat in dat jaar op touw werd gezet door de Vlaamsgezinden en zeer spoedig tienduizenden handtekeningen bekwam.Van dit begin af was de beweging gericht op het eerherstel van de volkstaal, het Nederlands, in Vlaams-België. De strijd om de volkstaal was, in Vlaams-België, een strijd tegen de verdringing van het Vlaams of Nederlands door het Frans. Het Frans was, na 1830, de taal van de Staat, van de leidende standen, van het openbaar leven in België, ook in Vlaams-België.

Het Vlaams bestond uit een reeks min of meer van elkaar en vooral van het eigenlijke Nederlands afwijkende dialecten. Een der eerste inspanningen van de Vlaamsgezinden had tot doel het tot stand brengen van een eenvormige Vlaamse spelling. Zij werd bereikt na een strijd onder Vlaamse taalkundigen die duurde van 1836 tot 1844.

Het was slechts een eerste stap op dit gebied. De Nederlandse congressen, waarvan het eerste plaats greep in 1849 en waaraan taaien letterkundigen uit Noord- en Zuid-Nederland deelnamen, riepen een cultureel solidariteitsbesef tussen beide delen van de Nederlandse stam in het leven en brachten bij de Vlaamsgezinden een streven teweeg om in Vlaams-België het algemeen beschaafd Nederlands en m.n. de spelling De Vries en Te Winkel in te voeren. Dit werd bekomen in 1864 krachtens een K.B.

Inmiddels was een Vlaamse taalkunde ontstaan in Vlaams-België, en weldra ook een nieuwe Vlaamse letterkunde. De belangstelling en waardering voor het eigenvolkse richtten de aandacht op de oude volksliederen en lokten ook een nieuwe in de volkstaal beoefende muzikale bedrijvigheid uit.

De groei van de Vlaamse beweging was traag, maar evenwel onafgebroken. De werktuigen van de Vlaamsgezinde actie waren de verenigingen — literaire en politieke —, de boeken, brochures, tijdschriften, bladen, de vergaderingen, congressen, betogingen, optochten, feestvieringen.

Na een dertigtal jaren Vlaamsgezinde actie was de beweging sterk genoeg om van het Parlement een eerste reeks taalwetten te bekomen, waarbij het gebruik der talen in de staatsinstellingen geregeld werd.

De eerste werd bekomen in 1873. Zij gold het gerecht. De tweede werd bekomen in 1878. Zij gold het bestuur. De derde werd bekomen in 1883. Zij gold het rijksmiddelbaar onderwijs.

Deze eerste reeks taalwetten verzekerde niet de eentaligheid van Vlaams-België, zelfs niet de voorrang van het Nederlands in de Vlaamse gewesten. Wat zij bracht was een schikking die, in Vlaams-België, aan het Nederlands een plaats toewees naast het Frans.

Een belangrijke stap voor de positie van het Nederlands in België was de zgn. Gelijkheidswet van 1898. Zij bepaalde dat de Franse en de Nederlandse tekst der wetten en koninklijke besluiten, op twee kolommen in het Staatsblad bekendgemaakt, allebei officieel, dus even geldig in rechten zouden zijn. Zij kwam neer op de erkenning van de evenwaardigheid van beide talen in België en werd aldus door beide landsdelen begrepen.

De leiders der Vlaamse beweging gaven doorgaans blijk van veel werkelijkheidszin en tactisch inzicht. Zij wisten zich aan te passen bij de wisselende verhoudingen. Zij wisten ook, af en toe, hun doctrinale stellingen te herzien en hun motiveringen aan te vullen of te vernieuwen. Een dergelijke vernieuwing deed zich voor rond 1900, toen de Vlaamsgezinde leiders aan de sociale uitzichten van de taalstrijd ruimere aandacht schonken en het economisch gebied betraden.

Dit geschiedde gelijktijdig met het aanvatten van een strijd die moeilijker was dan de voorgaande maar ook met een nooit te voren gekende krachtdadigheid en geestdrift werd gevoerd, nl. de strijd om de vernederlandsing van het hoger onderwijs in Vlaams-België.

Wereldoorlog I en de vier jaar lange bezetting van nagenoeg geheel België door de Duitse legers brachten verwikkelingen mee voor de Vlaamse beweging. Het activisme maakte een einde aan de tot dan toe merkwaardige eensgezindheid in de Vlaamsgezinde gelederen. Radicale en extremistische stromingen kwamen, onder verschillende benamingen, te voorschijn. De uiteenlopende groepen verdedigden tegenstrijdige stellingen: Vlaanderens zelfbestuur en België’s vernietiging, België’s behoud op federatieve grondslag, de oprichting van een Groot-Nederlandse Staat, de oprichting van een Groot-Belgische Staat. De verwarring die er af en toe uit ontstond verhinderde evenwel de verdere doorbraak van de Vlaamse beweging niet. De extremistische uitspattingen waren zelfs een aanleiding voor de Belgische regeerders om meer dan tevoren aandacht aan de Vlaams-Waalse verhoudingen te schenken.

Zo kwam dan ook een nieuwe en belangrijke reeks taalwetten tot stand: zij werd ingezet met de in 1923 reeds aangevatte, doch ditmaal voltooide vernederlandsing van de Rijksuniversiteit te Gent, in 1930, en besloten in 1938, met de oprichting van een Vlaamse academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten en een Vlaamse academie voor Geneeskunde.

De geest die de laatste reeks taalwetten beheerste was niet dezelfde als die welke de eerste reeks ingaf. De vrijwaring van Vlaanderens integriteit inzake taal en cultuur is het die in de jongste reeks taalwetten nagestreefd werd. Voor de eerste maal in de geschiedenis van België werd bewust de tweetaligheid van Vlaanderen geweerd, de eentaligheid betracht. Alleen in de centrale administratie van het Rijk, in het leger, in het provinciaal bestuur van Brabant, in de Brusselse agglomeratie en in de gemeenten met sterke minderheden (30 pct van de inwoners) werd een tweetalig regime in stand gehouden.

Tijdens en na Wereldoorlog II maakte de Vlaamse beweging een inzinking door. Vele oorzaken droegen daartoe bij. Tijdens de Duitse bezetting ging een groot deel van de extremistische groepen (die reeds voordien aanhangers van de fascistische opvattingen waren geworden) over tot collaboratie met het nationaal-socialistische Duitsland. De bestraffingspolitiek, na 1944, door de achtereenvolgende Belgische regeringen gevoerd, schakelde de extremistische actie uit. Buitendien oordeelden vele Vlamingen dat de vroegere spanningen rond het taalgebruik voortaan zouden uitblijven, door de loyale toepassing van het even voor de oorlog verwezenlijkte talenstatuut. Ten slotte was de aandacht van het merendeel der Belgen, Vlamingen en Walen, gericht op de schokkende wereldgebeurtenissen en nadien beïnvloed door de Europeanistische strevingen.

Een agitatie van Waalse zijde en nl. een opleving van de Waalse beweging, de bekendmaking van sommige misstanden i.z. taalgebruik in het bestuur, in het leger, in het onderwijs, in de overzeese gebieden, de uitslagen van de statistiek van Dec. 1947 i.z. het taalgebruik welke een achteruitgang van de Vlaamse stellingen te Brussel en langs de taalgrens aan de dag bracht, droegen bij tot een hervatting van de Vlaamsgezinde bedrijvigheid. De mening, dat de Vlaams-Waalse verhoudingen niet op definitief bevredigende wijze geregeld zijn, blijkt thans, in 1953, wel algemeen, in Wallonië zowel als in Vlaanderen. Over de oplossingen zijn de zienswijzen evenwel zodanig verdeeld dat voorlopig geen enkel initiatief in het Parlement enige kans op welslagen heeft.

PROF. DR M. LAMBERTY

Lit.: P. Fredericq, Schets eener geschiedenis der VI. B., in: Vlaamsch-België sedert 1830, dln II en III (Gent 1909); M. Basse, De VI. B. van 1905 tot 1930, 2 dln (Gent 1930-1933); M. Lamberty, De VI.

B., in: de Gesch. v. Vlaanderen, dl VI (Antwerpen 1949); Idem, De VI. B. in Vlaanderen door de Eeuwen heen, dl II (Brussel 1952).

< >