Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VENUS

betekenis & definitie

(1), Romeinse godin, oorspronkelijk van tuinen en groenten. Haar dienst was afkomstig uit Ardea in Latium; een oude dienst ook in Lavinium.

Tot de oudste goden van Rome behoorde zij dus niet; wel echter had zij er reeds vroeg tempels. Toen de dienst van Aphrodite zich, vooral van haar beroemde tempel op de berg Eryx uit, in Italië begon te verbreiden, werd Vernis met deze godin geïdentificeerd. In 215 v. Chr. werd een tempel van Venus Erucina [-í-] (Venus van de Eryx) op het Capitool te Rome ingewijd. De verering van Venus nam in latere tijd toe, vooral door Sulla, die haar als zijn beschermgodin beschouwde en haar de attributen gaf van Fortuna. Maar bovenal kwam haar dienst op door Julius Caesar, daar het geslacht der Julii haar als stammoeder beschouwde; hij wijdde haar op het Forum Julium een tempel als Venus Genetrix (godin der afstamming).

In 135 n. Chr. bouwde keizer Hadrianus een tempel voor Venus en Roma.Voor de vanouds bekende voorstellingen van Venus (Aphrodite) in de beeldende kunst z Aphrodite. Voorts werd in het begin van 1953 aangekondigd dat het Metropolitan Museum te New York een Venus-beeld had verworven dat alle reeds bekende werken van dit type evenaart. Het stamt uit de verzameling van graaf Chamaré in Oost-Duitsland en was in de kunsthistorische wereld tot dusver geheel onbekend. Het wordt gedateerd in de 1ste eeuw v. Chr. en gaat evenals de Medici Vernis, waarmee het grote overeenkomst vertoont, waarschijnlijk terug op een zelfde Grieks werk uit ca 300 v. Chr. Het stuk, waaraan beide armen en benen ontbreken, verkeert in goede staat.

Lit.: New Classic of Sculpture, in Art News (May 1953).

(2, sterrenkunde), in de reeks der planeten de tweede, geteld van de zon af, is na de maan van alle hemellichamen het opvallendste doordat haar helderheid die van alle sterren zowel als van alle andere planeten overtreft. Zij is wel de tweelingzuster der aarde genoemd, daar haar afmetingen en dichtheid die der aarde zeer dicht nabijkomen (de middellijn van Venus heeft een lengte van 12 400 km, d.i. 0,973 maal de lengte der aardmiddellijn, en haar massa is ruim 0,8 van de aardmassa). In bijna 225 dagen loopt Venus om de zon in een bijna cirkelvormige baan. De halve grote as dezer baan heeft een lengte van 108 millioen km, d.i. ongeveer 0,7maal de lengte van de straal der aardbaan. De synodische omloopstijd der planeet, d.i. de periode na welke de planeet, van de aarde uit gezien, weer dezelfde stand ten opzichte van de zon heeft, bedraagt 584 dagen.

Haar beweging ten opzichte van de zon, gezien van de aarde uit, vertoont alle eigenaardigheden van de beweging ener binnenplaneet (z planeet).

Zij bevindt zich gedurende de éne helft van haar synodische omloop links, gedurende de andere helft van deze periode rechts van de zon, maar verwijdert zich nooit meer dan ca 46° daarvan. Dientengevolge gaat Venus nooit meer dan ongeveer drie uur na de zon onder en komt nooit meer dan ongeveer drie uur vóór de zon op. Nadat zij op zeker tijdstip haar grootste oostelijke afwijking of elongatie van de zon heeft gehad, nadert zij snel de zon, om deze na 72 dagen te ontmoeten. Gedurende deze periode gaat zij later dan de zon onder en wordt avondster genoemd. Kort vóór en kort na de ontmoeting is zij niet zichtbaar, daar zij dan haar niet-verlichte zijde naar de aarde keert (vgl. nieuwe maan). Spoedig na de ontmoeting wordt de planeet weer zichtbaar; zij staat dan ten W. van de zon en kan dus alleen in de morgenschemering als morgenster gezien worden.

Na het tijdstip van grootste westelijke elongatie nadert Venus weer de zon; nu echter beweegt zij zich ten opzichte van de zon veel langzamer en passeert eerst na 220 dagen weer de zon. Deze ontmoeting noemt men haar bovenste conjunctie, in tegenstelling tot de reeds eerder genoemde ontmoeting, de benedenste conjunctie. Kort voor de bovenste conjunctie is zij in de morgenschemering verdwenen. Weer 220 dagen na de bovenste conjunctie heeft zij haar synodische omloop voltooid en heeft zij weer haar grootste oostelijke elongatie.

Venus vertoont gedurende een synodische omloopstijd soortgelijke schijngestalten als de maan.

Doordat echter de schijnbare middellijn, anders dan bij de maan, met de phase sterk verandert, verschijnt Venus kort voor en na bovenste conjunctie als een kleine, bijna geheel verlichte schijf en kort voor en na benedenste conjunctie als een smalle sikkel, waarvan echter de middellijn zesmaal zo groot is. De verandering in helderheid wordt door de verandering in afstand zowel als in phase beheerst; de grootste helderheid heeft Venus ongeveer 36 dagen vóór en na de benedenste conjunctie.

Aangenomen kan worden, dat ook Venus roteert om een as. Hoewel men van alle andere planeten (met uitzondering van Pluto ) de rotatietijd kan bepalen, is de rotatietijd van Venus nog onbekend. De planeet is nl. omgeven door een dikke en zware wolkenlaag, waardoorheen hoogstens zeer vaag enkele verschijnselen op het vaste oppervlak gezien kunnen worden. Spectrometrische bepaling van de rotatietijd heeft aangetoond dat deze langer dan 3 weken is; waarschijnlijk is hij even lang als de omloopstijd.

De samenstelling van de Venusatmosfeer is een geheel andere dan die der aardatmosfeer. Zuurstof bijv. ontbreekt. Bovendien is aangetoond dat de atmosfeer van Venus zeer grote hoeveelheden koolzuur bevat. Door een en ander lijkt de mogelijkheid zowel van plantaardig als van dierlijk leven op Venus wel uitgesloten.

D. VELDT

< >