Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Veer

betekenis & definitie

(1), is elke inrichting tot voorziening in het voetgangers-, gewoon of spoorwegverkeer (locomotieven uitgezonderd) tussen twee bepaalde punten aan weerszijden van een water, dat een weg onderbreekt en niet overbrugd is. Voor voetgangers en klein vee dient soms een roeiboot, anders een kleine trekpont. Voor het gewone verkeer dienen de trek- en de gierpont, de gierbrug, de zweefbrug of zwevende pont en de veerwagen of rijdende pont. De trek- en de gierpont zijn platboomsvaartuigen van nagenoeg rechthoekige vorm, die dwars op de richting van de waterweg liggen en aan beide einden voorzien zijn van een klep tot aansluiting aan de weg, welke klep vóór het verlaten van de wal door hefbomen of priemen wordt gelicht.

De trekpont wordt met de hand overgetrokken langs een op de bodem verzonken kabel, die vooraf met een lier wordt gespannen en over geleidrollen en een schijf aan de lange zijde der pont loopt. Gierponten treft men aan op bovenrivieren met voldoend sterke stroom.Zij liggen aan een lange, in het midden der rivier verankerde kabel of giertoom, die op afstanden van ca 40 m gedragen wordt door kleine vaartuigen, zgn. bochtaken. De giertoom splitst zich nabij de pont in tweeën, zodat zij schuin op de stroom kan worden gelegd en door de druk van de stroom tegen haar zijde en de aanwezige zwaarden wordt voortbewogen. Wegens de hogere eisen van het verkeer zijn mechanisch bewogen vrijvarende veerboten in gebruik gekomen, en mechanisch voortbewogen ketting- of kabelponten, zoals de kettingpont in het veer over het Noordzeekanaal bij Velsen. De gierbrug, zweefbrug en veerbrug hebben alle een plankier of platform. Bij de gierbrug rust dit op twee in de richting van de stroom liggende schepen. Bij een zweefbrug is het platform met staaldraden opgehangen aan een wagen, die over de onderranden van een hoog gelegen brug loopt en electrisch wordt voortbewogen (Pont transbordeur te Marseille).

(2). De vaste stoffen bezitten alle in mindere of meerdere mate de eigenschap om tot de oorspronkelijke gedaante terug te keren als zij onder de werking van uitwendige krachten een vormverandering hebben ondergaan. Door juiste keuze van grondstof, vorm en bewerkingswijze kan men een lichaam maken tot een veer, dat is een lichaam, dat herhaaldelijk aan belangrijke vormverandering kan worden blootgesteld, zonder zijn veerkracht te verliezen. De mechanische arbeid, die bij het teweegbrengen van de vervorming wordt verricht, wordt in potentiële energie van de veer omgezet en eerst weer door de veer teruggegeven als deze zich kan ontspannen. Veren kunnen dus worden gebruikt om er arbeid in op te hopen, bijv. een klepveer; om de invloed van stoten te verminderen bijv. een draagveer van een voertuig; en vaak ook om kracht te meten, omdat de grootte van de vervorming evenredig is met de grootte van de kracht. Meestal worden de veren uit speciale soorten staal gemaakt, soms echter uit rubber of hout; luchtbanden en luchtbuffers behoren ook tot de veren, zo ook de schokbrekers. De stalen veren worden in verschillende vormen gemaakt: als buigingsveren (bladveren en spiraalveren), als torsieveren (schroefvormig gewonden of uit rechte staven) en als ringveren (zgn. wrijvingsveren, bestaande uit binnen- en buitenringen, speciaal gebruikt voor buffer-inrichtingen).

Lit.: Siegfried Gross, Berechnung und Gestaltung der Federn (Berlin 1939).

< >