Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Vasten

betekenis & definitie

(1, algemeen) is een zo wijd door de ganse godsdienstgeschiedenis verspreid gebruik, dat het onmogelijk is niet alleen om het uit één oorsprong af te leiden, maar ook om het uit één motief te verstaan. Er is tweeërlei vasten: tijdelijke onthouding van alle of de meeste spijzen, èn: algehele onthouding van bepaalde spijzen.

In de primitieve religie hangt het vaak samen met de voorstelling, dat in de spijzen een bepaalde macht woont, die schadelijk kan werken, waarom het goed is zich in kritieke tijdsgewrichten van alle spijzen te onthouden, ook wel als regel het genot van bepaalde spijzen te mijden. In het laatste geval spreekt men van „onrein” voedsel (zie heilig). Dergelijk vasten komt voor in verband met de jacht en de oorlog, waarbij de deelnemers soms tevoren vasten (ook wel de thuisgeblevenen ten bate der uitgetrokkenen). In het bijzonder speelt het vasten een rol bij wijdingen, als die bij de puberteit (z initiatie). Een ander motief van het vasten is: door zelfbeheersing, machtconcentratie, macht uitoefenen; zo dient het tot afweer van gevaren bij natuurgebeurtenissen, als zonsverduisteringen. Van hier is dan de afstand niet groot tot het vasten als straf, als boetedoening voor bepaalde vergrijpen, hetzij door de enkeling, hetzij door een ganse gemeenschap. Op het vasten als machtconcentratie is ook een gedeelte der ascetische praktijken gebaseerd (bijv. de Indische Yoga). Wanneer een religie bijzondere gewijde personen kent, zoals de monniken in het Boeddhisme, de priesters in vele andere godsdiensten, dan behoort in de regel het vasten tot hun bijzondere plichten; daarbij gelden dan in de regel alle genoemde motieven: vermijden van gevaarlijke macht, concentratie van de eigen, heilige macht, boete namens de gemeenschap. Het vasten wordt dan licht tot een prestatie, hetzij automatisch gedacht (dynamisme), hetzij tegenover een godheid. In de grote religies met geordend cultisch leven is het vasten gewoonlijk aaa bepaalde dagen of perioden gebonden. Het bekendste voorbeeld is wel de Mohammedaanse vastenmaand Ramadan (z boete, ascese).

Als voornaamste Joodse vastendagen gelden de Grote Verzoendag, de dag van de Verwoesting van de Tempel en de dag, voorafgaande aan het Poeremfeest. Daarnaast bestaan vele andere vastendagen, welke echter zo goed als niet meer in acht worden genomen. Een bruidspaar is gehouden tot vasten op de huwelijksdag van zonsondergang tot na de huwelijksvoltrekking. Op vastendagen dient de gelovige Jood zich absoluut van spijs en drank te onthouden; ook handelingen, welke zouden kunnen veroorzaken, dat vocht het lichaam binnendrong (wassen, scheren, tanden poetsen) moeten worden vermeden.

(2, Rooms-Katholiek), het zich onthouden van spijs en drank, wordt door de R.K. Kerk op bepaalde dagen aan haar gelovigen opgelegd. In ruimere zin vallen onder de kerkelijke verplichting tot vasten zowel de voorschriften van de kerkelijke onthoudingswet (z hiervoor onthoudingsdagen) als die van de eigenlijke vastenwet. Deze laatste verbiedt aan alle gelovigen, die de leeftijd van 21 jaar bereikt hebben en nog geen 59 jaar oud zijn — tenzij zij om de een of andere geldige reden: ziekte, zware arbeid, of dispensatie daarvan ontheven zijn — het gebruik van meer dan één volle maaltijd per dag tijdens de veertigdaagse vasten (met uitzondering van de Zondagen en van Paaszaterdag na 12 uur ’s middags), op de Quatertemperdagen en op de vigiliedagen van Pinksteren, Maria ten Hemelopneming, Allerheiligen en Kerstmis, behalve wanneer deze op een Zondag vallen. Op de vastendagen die niet tevens onthoudingsdagen zijn, is het gebruik van vlees toegestaan, echter alleen bij de volle maaltijd. Overeenkomstig de bedoeling der Kerk is het vasten niet enkel te beperken tot het nalaten van het gebruik van spijzen en voedzame dranken, maar zijn de vastendagen te beschouwen als een tijd van algemene versobering, van ernst en ingetogenheid. De Kerk beroept zich wat betreft de oplegging van het vastengebod op het voorbeeld van Christus, die daarmee het vasten van het Oude Verbond in een gewijzigde vorm voor het Nieuwe Verbond overnam, op de navolging door de apostelen en op de uitspraken van de Evangeliën. Na Wereldoorlog II, die voor de meeste landen een hongerperiode inluidde, publiceerden de Congregatie van het Concilie voor het Westen en die van de Oosterse Kerk voor het Oosten op 28 Jan. 1949 elk een decreet, waarbij de wegens de tijdsomstandigheden zo goed als opgeheven vastenwet weer gedeeltelijk van kracht werd verklaard.

De bisschoppen kunnen voor hun diocees vérgaande dispensaties verlenen in de algemene vasten- en onthoudingswet, alsook bijzondere vastendagen voorschrijven, zodat de voorschriften betreffende het vasten, in het bijzonder betreffende het aantal vastendagen, feitelijk verschillen van diocees tot diocees. Wel geldt gewoonlijk voor iedere kerkprovincie een uniforme regeling. Ook de pastoors kunnen in bepaalde gevallen om verantwoorde redenen dispensatie verlenen. Voor hetgeen men buiten de volle maaltijd mag nemen is thans in Nederland en België onder goedkeuring van de bisschoppen een relatieve maatstaf aangegeven, d.w.z. men mag zoveel gebruiken als men nodig heeft om zijn werk behoorlijk te kunnen verrichten en het vasten te kunnen volhouden.

H. J. J. WACHTERS

Veertigdaagse vasten

of Grote Vasten, ook genoemd Quadragesima (Lat. = 40ste, nl. 40ste dag vóór Pasen) is de veertigdaagse boetetijd ter voorbereiding op het Christelijk Paasfeest, welke reeds, met uitzondering van de Donderdagen, in de 6de eeuw volledig liturgisch was uitgegroeid. Men heeft er een navolging in te zien van ’s Heren vasten in de woestijn, de voorbereiding op zijn openbaar optreden.

Oorspronkelijk omvatte deze tijd de veertig dagen van de eerste Zondag van de Quadragesima tot en met Witte Donderdag. Hoewel ’s Zondags nooit gevast werd telden de Zondagen mede. Later is men de grote Vastentijd gaan beginnen ’s Woensdags vóór de eerste Quadragesima-Zondag (Aswoensdag). Het meest kenmerkend in de Romeinse Quadragesimaviering is niet zozeer het vasten als wel het bezoek aan de statiekerken. Eerst op sommige dagen, later op al de dagen der Quadragesima, moest er te Rome een bepaalde kerk (de statie-kerk) bezocht worden en tot aan de vroege Middeleeuwen namen de pausen dikwijls aan die liturgische plechtigheden deel, die besloten werden met het opdragen van het H. Misoffer (z ook statie). De eerste helft van de liturgie van de vastentijd is gericht op de boetegedachte en voorbereiding van de doopleerlingen die op Paaszaterdag in de Kerk zullen treden; de tweede meer op het lijden des Heren.

Vastenavond

is de min of meer luidruchtige feestviering, die in vele Katholieke streken aan de opgelegde ontberingen van de veertigdaagse vasten voorafgaat. Vaak heeft men ’s Zondags vóór Aswoensdag de zgn. Vastenavondstoet, waarbij groepen op wagens of te voet zorgen voor de belangstelling van het kijklustig publiek, terwijl ijverige collectanten met busjes rondgaan ten voordele van de schamele armen en andere liefdadige doeleinden. Steden als Venetië, Keulen en Nice hadden op dat gebied vroeger een wereldvermaardheid. Vóór Wereldoorlog I waren de drie dagen vóór Aswoensdag (de grote dagen van Carnaval) maar al te dikwijls gekenmerkt door uitspattingen, die aan een heidens verleden herinnerden. Terecht werden deze dagen dan ook genoemd tres dies bacchanaliorum. De reactie van Katholiek-kerkelijke zijde bestaat uit boeteplechtigheden vóór het uitgestelde Allerheiligste.