Wat is de betekenis van Vasten?

2023-06-08
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

vasten

vasten - Zelfstandignaamwoord 1. een tijd waarin men zich meest om religieuze redenen bepaalde zaken, veelal voedsel, ontzegt Tijdens de vasten was hij door ziekte genoopt van zijn gelofte af te zien. vasten - Werkwoord 1. (inerg) zich onthouden van voedsel ...

Lees verder

Direct toegang tot alle 20 resultaten over Vasten?

Word nu vriend van Ensie
2023-06-08
Bijbels Lexicon

Karina van Dalen-Oskam & Marijke Mooijaart (2017)

Vasten

Vasten, zich uit religieuze overtuiging op gezette tijden onthouden van voedsel en drank. ‘Roep alle Joden die in Susa wonen bij elkaar en vast voor mij: eet niet en drink niet, overdag niet en ’s nachts niet, drie dagen lang’ (Ester 4:16, NBV). Vasten, het zich onthouden van voedsel en drank is een religieuze handeling die niet alleen in het chris...

Lees verder
2023-06-08
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

vasten

vasten - regelmatig werkwoord uitspraak: vas-ten 1. gedurende een bepaalde tijd geen of weinig eten gebruiken ♢ tijdens de Ramadan moet je overdag vasten Regelmatig werkwoord: vas-ten ik vast ...

Lees verder
2023-06-08
De Tale Kanaäns woordenboek

J. van Delden (1982)

vasten

het zich onthouden van spijs en drank.

2023-06-08
Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

vasten

onthouding van of matiging in spijs. In verschillende godsdiensten kent men deze boetepraktijk als teken van bekering. Ook in de Katholieke Kerk bestaan nog twee vastendagen: aswoensdag en Goede Vrijdag. De grote vastentijd viel vroeger tussen aswoensdag (woensdag na vastenavond) en Pasen. Tegenwoordig heet deze periode de Veertigdagentijd, waarbij...

Lees verder
2023-06-08
Lexicon der Natuurgeneeskunde

Ernst Meyer Camberg (1981).

Vasten

is het zich geheel onthouden van vast voedsel. Bij stoornissen van spijsvertering en stofwisseling, bij zware met koorts gepaard gaande ziekten is v. een buitengewoon goede maatregel tot zelfbescherming van het lichaam, die volgehouden moet worden tot de eetlust terugkeert. Aangezien geen energie besteed hoeft te worden aan de stofwisseling, kan he...

Lees verder
2023-06-08
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Vasten

De eigenlijke betekenis van het werkwoord vasten is: zich in acht nemen en ook: vasthouden. Waarschijnlijk is het woord evenals het woord kerk uit het Gotisch in het West-Germaans overgenomen. In het Middelnederlands luidde het vastine met het accent op de eerste lettergreep, in tegenstelling tot een woord als woestine dat het accent op de i had en...

Lees verder
2023-06-08
Lexicon van de Yoga

Helen Knopper (1976)

VASTEN

vooral niet te verwarren met Versterving. Te lang vasten is even schadelijk als overeten. Het is echter heel gezond om de spijsvertering een dagje rust te gunnen en één keer een warme maaltijd over te slaan. Drinken is dan wel toegestaan, maar ook niet overdadig. Het honger-gevoel verdwijnt meestal wanneer het vaste uur vanetenstijd v...

Lees verder
2023-06-08
Kerkelijk woordenboek

Professor mag. dr. J.B. Kors o.p. (1967)

Vasten

het beperken van het gebruik van spijzen tot een lichte ontnuchtering ’s morgens, één vollen maaltijd (de eenige, waarbij vleesch gebruikt mag worden, indien de vastendag niet tevens → onthoudingsdag is) en een → collatie als derde maaltijd.

2023-06-08
Katholicisme encyclopedie

Prof. dr. J.C. Groot (1955)

VASTEN

is het zich ontzeggen van voedsel omwille van een religieus motief (liefde tot Christus, boete, eerherstel enz. zie ook Ascese). Christus zelf heeft het voorbeeld gegeven (Matth .4 : 2), ertoe aangespoord (vgl. Matth. 9 : 15) en duidelijk aangegeven in welke geest deze oefening moet volbracht worden (Matth.: 16-18). Van het begin van de Kerk is dez...

Lees verder
2023-06-08
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Vasten

v., fêstje, festje.

2023-06-08
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Vasten

I. (vastte, heeft gevast), 1. zich geheel of gedeeltelijk onthouden (inz. van eten of drinken): ik gevoel mij niet lekker, ik zal vandaag eens vasten; — (zegsw.) men kan er wel naar wachten, maar niet naar vasten, gezegd van iets dat vooreerst nog niet gebeuren zal; — daar zult ge naar vasten, dat krijgt ge niet; &m...

Lees verder
2023-06-08
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Vasten

over de gehele wereld in allerlei religies voorkomend gebruik, waarmede heiliging, boetedoening, verzoening, reiniging enz. beoogd wordt. Soms ook onderdeel van het rouwceremonieel. De R.K. kerk schrijft aan haar gelovigen voor om op bepaalde dagen het gebruik van spijzen te beperken tot een lichte ontnuchtering ’s morgens, één...

Lees verder
2023-06-08
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Vasten

(1, algemeen) is een zo wijd door de ganse godsdienstgeschiedenis verspreid gebruik, dat het onmogelijk is niet alleen om het uit één oorsprong af te leiden, maar ook om het uit één motief te verstaan. Er is tweeërlei vasten: tijdelijke onthouding van alle of de meeste spijzen, èn: algehele onthouding van bep...

Lees verder
2023-06-08
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

vasten

1 vastte, h. gevast (weinig of niets gebruiken inz. v. spijzen gezegd; R.-K. zich onthouden, volgens kerkelijke voorschriften, van bepaalde spijzen en inz. slechts eenmaal daags een volle maaltijd gebruiken); zegsw. daar zult gij van vasten, dat krijgt ge niet; 2 v. (vastentijd): in de vasten zijn; de grote R.-K. vasten nl. 40 dagen, van Asdag tot...

Lees verder
2023-06-08
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Vasten

weinig of geen spijze gebruiken; godsdienstig gebruik in verschill. kerken en bij tal v. volken. R/d Joden alleen op Grooten Verzoendag; b/d Mohammed, overdag gedurende de maand Ramadan; i/d R.K. Kerk op eiken Vrijdag vei bod v. vleescheten en bovendien slechts één volle maaltijd gedurende de Vasten, v. Aschwoensdag tot Paschen, zonde...

Lees verder
2023-06-08
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Vasten

A) Het zich onthouden van spijs en drank. In de Kath. Kerk op sommige tijden aan de geloovigen voorgeschreven. De kerkelijke verplichting tot v. wordt geregeld met heele dagen (➝ Vastendag). Zij bestaat in het verbod om buiten den eenen vollen maaltijd (niet vóór den middag ongeveer te nemen) spijzen of voedzame dranken te gebruiken,...

Lees verder
2023-06-08
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

vasten

I. (vastte, heeft gevast) [vasthouden aan de kerkelijke voorschriften)] 1. Kat. zich van spijs onthouden zo dat men slechts eenmaal daags een volle maaltijd gebruikt. 2. zich geheel of gedeeltelijk onthouden inz. van eten of drinken: als je onwel bent, moet je maar eens -; daar zal jij van -, dat zal je tegenvallen, dat krijg je niet. ➝ wachten....

Lees verder
2023-06-08
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Vasten

Vasten - Het v. komt in een of anderen vorm over de geheele wereld voor, soms individueel, soms kollektief, soms als een zich onthouden van bepaald voedsel, soms als een verbod van alle voedsel. Ook het doel van het v. is niet overal hetzelfde : het komt voor als praeparatie voor een „heilige” handeling, als boetedoening voor begane zonden, als ver...

Lees verder
2023-06-08
Keur van Nederlandsche woordafleidingen

J.Pluim (1911)

Vasten

schijnt met vast in verband te staan; ’t Got. fastan bet. ook: zich vast houden aan een gebod, het in acht nemen, en dit schijnt de bet. van ons vasten te zijn, nl. ’t gebod van spijsonthouding in acht nemen. Door de gekerstende Goten zijn eenige oudheidensche woorden op christelijke gebruiken toegepast.