Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Uitgeverij

betekenis & definitie

die tak van boekhandel die zich toelegt op de organisatie en financiering van de boeken- en tijdschriftenproductie. De taak van de uitgever bestaat vnl. in het kiezen van het manuscript, in het geven van opdrachten aan de verschillende grafische industrieën, dus aan papierfabrikant, aan clichémaker, aan drukker en aan binder, en ten slotte in het verhandelen van het door zijn bemoeiingen tot stand gekomen (uitgegeven) boek of tijdschrift.

Deze taak was oorspronkelijk in handen van de boekdrukker (z boek, boekdrukkunst), sedert de 2de helft van de 16de eeuw waren het de boekverkopers, die nieuwe uitgaven bezorgden, terwijl in de eerste helft van de 19de eeuw de uitgeverij zich als zelfstandig bedrijf ontwikkelde.Op 1 Dec. 1880 organiseerden de Nederlandse uitgevers, die merendeels lid waren van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels, zich in een aparte bond, de „Nederlandsche Uitgeversbond” (orgaan: De Uitgever), die later buitengewoon lid van de Vereeniging voor den Boekhandel werd. Internationaal houden de uitgevers contact in de „Union internationale des éditeurs”, die sinds 1896 telkens met enige jaren tussenruimte in verschillende hoofdplaatsen van Europa bijeenkomt en zijn zetel thans te Genève heeft.

De opleiding tot de uitgeverij geschiedt meestal door een leertijd in boekhandel en uitgeverij en het volgen van een tweejarige schriftelijke vakcursus voor het uitgeversbedrijf, waarna een verblijf in buitenlandse boekencentra (Parijs, Londen) wenselijk is te achten.

De uitgeverij is, door de onmogelijkheid vooruit het succes en de rentabiliteit van een uitgave te bepalen, een enigszins riskant bedrijf. Zij vraagt van haar beoefenaren een brede algemene ontwikkeling, mensenkennis, een vrij groot bedrijfskapitaal, kennis van het speciale terrein, waarop de uitgeverszaak zich beweegt, kennis der grafische technieken, activiteit en handelsgeest. Het initiatief tot een uitgave gaat niet zelden uit van de uitgever, die dan als opdrachtgever van de auteur optreedt. Alle door een uitgever uitgegeven werken vormen zijn,,fonds”, de catalogus daarvan noemt men „fondscatalogus”.

De zakelijke verhouding van de uitgever tot de auteur van een uit te geven werk dient vastgelegd te worden in een contract, waarin o.a. worden vermeld: de titel van het werk, de rechten die door de auteur aan de uitgever worden overgedragen (z auteursrecht), de tijdstippen van overdracht der kopij door de auteur en van uitgave, de regeling bij het uitverkocht raken der overeengekomen oplage, de bepaling van het auteurshonorarium en eventuele controlemaatregelen op de samenstellende elementen hiervan en de regeling der uitbetaling daarvan.

De zakelijke verhouding van de uitgever tot de boekverkoper (z boek, boekhandel) is in NEDERLAND vastgelegd in het Verkeersreglement van de Vereeniging voor den Boekhandel. Dit reglement bevat o.a. de eisen, waaraan de uitgever moet voldoen om als zodanig door de Vereeniging voor den Boekhandel erkend te worden (welke erkenning meebrengt, dat de boekverkoper zijn uitgaven voorradig mag houden en de verkoop daarvan mag bevorderen), de bepalingen omtrent de vaststelling en handhaving van de verkoopprijs, de voorwaarden van levering, bestelling, ruiling en terugneming, de regeling der commissiezendingen en de wijze van afrekening. Een dergelijke regeling bestaat voor het verkeer van de uitgever met het leesbibliotheekbedrijf.

Lit.: J. Tersteeg, De uitgever en zijn bedrijf (Amsterdam 1930); De Ned. Uitgeversbond, gedenkboek bij het 50-jarig bestaan (Amsterdam 1930); Stanley Unwin, The Truth about Publishing (London 1926); W. Olbrich, Einführung in die Verlagskunde (1932).

In BELGIË is de verhouding, althans voor de Nederlandstalige boekhandel, vastgelegd in het reglement van de Vereniging ter Bevordering van het Vlaamse Boekwezen, die met de Nederlandse vereniging een overeenkomst tot wederzijdse erkenning van reglementen gesloten heeft.

< >