Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 26-08-2022

Boekhandel

betekenis & definitie

In de voor-Griekse Oudheid was de geleerdheid het uitsluitend eigendom van zeer weinigen: er bestond dus ook geen boekhandel. Wel rest ons een korte vermelding uit de Egyptische Oudheid, waarin sprake is van de verkoop van handschriften.

Men neemt als zeker aan, dat de Phoeniciërs en Israëlieten dergelijke verkopen eveneens hebben gekend.Pas in het Griekenland van de 5de eeuw v. Chr. echter kan men spreken van een werkelijke boekhandel. Te Athene en in andere grote Griekse steden bevonden zich ten tijde van Socrates en Plato manuscriptenverkopers, in eerstgenoemde plaats was zelfs een boekenmarkt. Deze werd weldra ook in de aanzienlijkste steden der koloniën gehouden. Vooral Alexandrië bekleedde in dit opzicht eeuwenlang een eerste plaats. Te Rome had reeds het bedrijf der boekhandelaars (bibliopolae) een aanzienlijke omvang ten tijde van Cicero, en dezen gebruikten slaven en loondienaars tot het afschrijven der handschriften.

Die slaven droegen de naam van librarii en, als zij oude werken afschreven, die van antiquarii. Tegen het einde der Republiek verkochten echter de librarii zelf hun afschriften, zodat hun naam de betekenis ontving van boekhandelaar, terwijl zij, die met oude boeken handel dreven, antiquarii werden genoemd. Van de boekhandelaar Atticus, de uitgever van de werken van Cicero, wordt verhaald, dat hij honderden slaven in zijn dienst had voor het afschrijven der handschriften, enz.

De ontwikkeling der letterkunde had haar invloed op de boekhandel, vooral toen het langzamerhand tot de goede smaak begon te behoren, om een bibliotheek te bezitten. Om het aantal handschriften snel te vermenigvuldigen, dicteerde men het werk dikwijls aan honderd slaven tegelijk. In Rome waren boekwinkels (tabernae bibliopolarum) gevestigd in de drukst bezochte straten. Zo hadden de gebroeders Sosius, de uitgevers van Horatius, hun winkel op het Forum bij de Janus-doorgang. Wettelijke bepalingen tegen ongeoorloofde vermenigvuldiging (nadruk) vinden wij nergens vermeld. De schrijvers ontvingen geen honorarium; zij vonden echter een schadeloosstelling voor hun werk in de gunst van hooggeplaatste en rijke personen.

Later hadden de boekhandelaars te Rome depots en magazijnen in de voornaamste steden van het gehele rijk, en vooral Lyon bekleedde onder deze een voorname plaats. De boekhandelaars in het Oudromeinse Rijk bezaten niet alleen magazijnen, waar de werken van nieuwe en oude Romeinse en Griekse schrijvers in afschriften van verschillende prijzen in voorraad waren, maar ook leeszalen, waar de geleerden der stad elkander aantroffen. Nieuwe werken werden door plakkaten aan de winkeldeuren en op de hoeken der straten aangekondigd en ook wel door omroepers bekend gemaakt.

Na de val van het Westromeinse Rijk verdween de wetenschap en met deze de boekhandel. De kloosters namen de taak der voormalige „librarii” en „antiquarii” weer op. Slechts te Constantinopel en te Alexandrië vond de boekhandel nog een markt. Later begunstigde het Arabische Kalifaat de boekhandel, zodat deze te Bagdad, Caïro en Córdoba bloeide, toen hij overal elders in verval was. Nog later werd te Parijs, te Rome en in de vrije Italiaanse staten, o.a. te Bologna ca 1259, de boek- of liever de manuscriptenhandel weder opgevat in de nabijheid der universiteiten, en deze nam weldra zulk een vlucht, dat hij een afzonderlijke wetgeving vorderde. Een statuut der universiteit te Parijs onderscheidt eigenlijke boekhandelaars (stationarii, de Engelse naam stationer voor kantoorboekhandelaar is hiervan afkomstig), die boeken voor eigen rekening kochten en deden afschrijven, en boekenmakelaars (librarii), die tegen een percentsgewijze beloning boeken van eerstgenoemden ontvingen en verkochten.

Toen in de 13de eeuw de burgerstand in Duitsland zelf scholen oprichtte, zorgde dikwijls de schoolmeester voor het afschrijven en verkopen der boeken.

Na de uitvinding van de boekdrukkunst begon de handel in manuscripten begrijpelijkerwijze te kwijnen. Vnl. in Duitsland nam weldra de handel in gedrukte boeken een grote vlucht. De eerste boekdrukkers waren tevens boekhandelaren. Zij bezochten de markten in den vreemde en vestigden hier en daar magazijnen. Een zeer bekende boekverkoper was Anton Coburger (Koberger) te Neurenberg (1473-1513). Deze had 24 drukpersen en meer dan 100 werklieden in dienst, terwijl hij boekwinkels opende te Frankfort, Venetië en elders.

De boekverkopers bezochten geregeld de missen van Frankfort. Later kwam de mis te Leipzig meer in trek. In 1765 gaf Philipp Erasmus Reich, hoofd van de firma Weidmann aldaar, de eerste stoot tot de oprichting van de „Deutscher Buchhändlerverein”, en in 1797 werd door K. Chr. Horvath een nieuwe „Buchhändlerverein” gesticht, in 1825 gevolgd door de „Börsenverein der Deutschen Buchhändler zu Leipzig”. Deze laatste vereniging bouwde te Leipzig een beursgebouw, dat in 1836 werd ingewijd.

Tegen het einde van de 15de eeuw traden de gilden te voorschijn op het gebied van de boekhandel, en al spoedig ontstond tussen het publiek en de uitgever een tussenschakel, de eigenlijke boekhandelaar. In de tijd, dat het geld zeer schaars en daarenboven slecht was, werd het ook gewoonte, om op deze missen boeken tegen andere te verruilen; soms ook werden de rekeningen pas op de volgende mis vereffend. Om het publiek op de hoogte te stellen van de aanwezige boeken gaf men catalogi uit; zo werd bijv. door Georg Willer van Augsburg in 1574 een catalogus uitgegeven van alle op de mis verschenen nieuwe boeken.

Tegen het nadrukken van boeken bestonden reeds in den beginne wel enkele bepalingen, maar ze konden gemakkelijk worden ontdoken.

De grootste ontwikkeling van de boekhandel ontstond, toen de ruilhandel plaats maakte voor de commissiehandel. Daarbij zond de uitgever aan de boekhandelaar een aantal boeken, die hij tot de volgende mis mocht behouden, om ze te verkopen. Op de volgende mis had dan de verrekening en teruggave der onverkochte boeken plaats. Dit stelsel leeft nog heden voort in de zgn. „commissiezendingen”.

De uitgever is in de boekhandel de hoofdpersoon. Hij koopt van een schrijver het manuscript met of zonder afstand van auteursrecht, verzoekt iemand een werk te schrijven, of ontwerpt zelf het plan voor een uitgave of voor een gehele serie geschriften. Meermalen echter is de loop der zaken deze, dat een schrijver bij een uitgever komt, hem zijn begonnen, gedeeltelijk afgewerkt of voltooid manuscript ter uitgave aanbiedt; de uitgever koopt dit dan op voorwaarden, die in een contract nader geregeld worden (zie uitgeverij).

Het streven boeken zo goedkoop mogelijk voor het publiek bereikbaar te maken, leidde in de jaren na Wereldoorlog I in Duitsland tot de oprichting van „Buchgemeinschaften”. Deze stelden haar leden in de gelegenheid zich tegen betaling van een vast bedrag boeken te kiezen uit een beperkt aantal aangeboden titels. Deze gedachte werd overgenomen in de V.S., waar ca 1925 de eerste bookclubs ontstonden. Deze bookclubs tellen thans millioenen leden. De uitgaven worden gekozen door bekwame adviseurs en wel uit boeken, die meestal reeds als gewone uitgaven een zeker succes hadden. Schrijver en uitgever van het gekozen boek ontvangen hoge honoraria.

De techniek van het uitzoeken is zeer geraffineerd — sommige boekenclubs hebben over het gehele land verspreide jury’s, die haar tevoren over de uitgave van een bepaalde titel adviseren. Als regel ontvangen de leden bij toetreding een gratis boek, zij verplichten zich verder tot het afnemen van vier of zes boeken per jaar. De leesbehoefte der leden wordt aldus gestild door boeken, die goedkoop zijn (door de geweldige oplagen) en die voor hen zijn uitgekozen. De actie van deze boekenclubs gaat vrijwel geheel buiten de boekhandel om en deze heeft er dan ook zeer weinig waardering voor. Hij kan echter niet veel uitrichten tegen de bigbusiness der boekenclubs, die gebaseerd is op de luiheid en de incompetentie van het lezende publiek. Boekenclubs vindt men ook in Engeland en in Zwitserland.

In Nederland zijn wel enige pogingen in die richting gewaagd, maar tot grote ondernemingen zijn zij niet gegroeid. Enige reeksen, waarop men zich kan abonneren, hadden echter een vrij groot succes.

In die stad van hun land, waar het centrum is van hun handel, hebben uitgevers en boekverkopers, die buiten dat centrum gevestigd zijn, hun correspondent (of commissionnair); al hun zendingen en grotendeels hun bestellingen gaan via die correspondent, die ontvangt en voor distributie zorgt, verzamelt en een of meermalen per week (dikwijls ook dagelijks) aan zijn lastgevers verzendt. In Frankrijk werken de boekverkopers buiten Parijs wèl met een correspondent in hun cosmopolis, maar uitgevers in de provincie vinden dit onnodig, zodat het doorgaans heel wat moeite en tijd kost, het een of ander uit hun fonds te betrekken; in Engeland wordt het stelsel in het geheel niet toegepast. Voor buitenlandse boeken en tijdschriften maken in Nederland de boekverkopers in de regel gebruik van de bemiddeling van „importeurs”, terwijl in Frankrijk en Engeland het publiek zich direct wendt tot de enkele boekhandelaren, die in Parijs en Londen van de handel in vreemde boeken hun speciaal bedrijf maken.

In Duitsland en Nederland zijn Leipzig en Amsterdam de hoofdplaatsen der mercantiele beweging, doch geenszins uitsluitend de steden, waar uitgevers gevestigd zijn. Doch in Parijs en Londen heeft zich alle letterkundig en mercantiel verkeer van Frankrijk en Engeland geconcentreerd, en een boek, dat niet in één der genoemde steden is uitgegeven wordt bijna niet bekend. In Noord-Amerika worden de meeste boeken uitgegeven te New York, Philadelphia, Boston, Washington, Chicago en San Francisco, waar ook grote verkopingen (trade-sales) plaats hebben.

De Spanjaarden en Italianen zijn voorgegaan in het jaarlijks inrichten van een „dag van het boek”. Verkopen worden dan op grote schaal gehouden in de open lucht, terwijl aan het kopen van boeken die dag bijzondere attracties worden verbonden. Duitsland heeft een tijdlang deze propaganda-idee overgenomen, evenals de Scandinavische landen. In Nederland kende men sedert Nov. 1930 de Boekendag, terwijl sinds 1932 een Boekenweek wordt gehouden.

De collectieve propaganda voor het Nederlandse boek is thans toevertrouwd aan de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandsche Boek, een instelling van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels.

Nog een klasse van boekhandelaars is in de 19de eeuw opgekomen, toen het getal oudere, vroeger verschenen en uit nagelaten bibliotheken voortkomende boeken zo aanzienlijk werd, dat ze het voorwerp van een zelfstandige handel konden worden, nl. die der antiquaren (zie antiquariaat). Reeds in de 17de eeuw werden in Nederland vele veilingen gehouden, doch vooraf moest daartoe steeds vergunning aan het stadsbestuur verzocht worden. In 1678 werden die veilingen in Engeland ingevoerd; in Frankrijk ook omstreeks die tijd, doch met zeer beperkende bepalingen.

De geschiedenis van de Nederlandse boekhandel begint, evenals die van andere landen, in het laatst der 15de eeuw. Kort na de uitvinding van de boekdrukkunst werden er in verschillende plaatsen drukkerijen opgericht, zodat een handel ontstond in hetgeen de persen voortbrachten. Later, vooral na de Hervorming, werd het aantal gedrukte boeken steeds groter, zodat de arbeid van de handelaar in boeken omvangrijker werd en het vak zich splitste in drie beroepen: dat van drukker, dat van ondernemer of uitgever en dat van verkoper. De meeste boeken werden in het Latijn geschreven, zodat het debiet internationaal was. Om de uitgaven te doen slagen, werd in de 15de en 16de eeuw gebruik gemaakt van marskramers, die, onder andere koopwaren, ook boeken en drukwerken medenamen en deze in verschillende plaatsen ten verkoop uitstalden, bij voorkeur in academiesteden of plaatsen, waar een mis of jaarmarkt werd gehouden. Ook werd destijds reeds gebruik gemaakt van een soort catalogus, die aan enkelen werd toegezonden.

De Hollandse boekhandel was in Duitsland meer dan een eeuw zeer in aanzien, ja, hij had een Europese vermaardheid. Vele in het buitenland verboden of om enigerlei reden niet uitgegeven boeken vonden van Holland uit hun verspreiding. In de 17de en 18de eeuw vormden de boekdrukkers en boekverkopers een gilde. Verzamelingen van ordonnantiën van sommige dier verenigingen, bijv. van Utrecht (1679), van Rotterdam (1699 en 1720), ’s-Gravenhage (1702 en 1768), Amsterdam (1704 en vroeger) en Leiden (1775) zijn bekend. Volgens deze laatste moest degene, die de waardigheid verlangde van vrijmeester van het boekverkopers- en boekdrukkersgilde, vier jaren als leerling bij een meester en nog twee jaren bij deze of een andere hebben doorgebracht. Een leerling moest althans 12 jaar oud zijn en werd in het leerlingenboek in de gildekamer ingeschreven. De Rotterdamse ordonnantie van 1699 bepaalt, welke proeve van bekwaamheid een aspirant boekverkoper en boekbinder moest leveren.

In de aanvang der 18de eeuw (8 Mrt 1710) werd door 23 voorname boekhandelaren uit Amsterdam, Leiden, Rotterdam, ’s Gravenhage en Utrecht een overeenkomst gesloten, vervat in 14 artikelen en dienende tot handhaving van elkanders rechten.

Na het verdwijnen der gilden werd de boekhandel een vrije tak van nijverheid, enkel aan het patentrecht onderworpen, die zich in Nederland zeer voorspoedig heeft ontwikkeld.

Sinds het jaar 1815 heeft de „Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels” (Vereeniging voor de Boekhandel) de organisatie van het gehele bedrijf, zowel van uitgever als van boekhandelaar onder haar hoede. (Daarnaast bestaan de Nederl. Uitgeversbond, opgericht in 1880, en de Nederl. Boekverkopersbond, opgericht in 1907). Men heeft te Amsterdam (Herengracht 124-128) een centraal punt voor deze vereniging onder de naam van „het Boekhuis”. In één groot gebouw zijn alle instellingen der Vereeniging gevestigd, t.w. het Bestelhuis van de Boekhandel, het Centraal Boekhuis, de Bibliotheek der Vereeniging, de redactie van het Nieuwsblad voor de Boekhandel, etc.

De boekhandelaren worden reeds van de 18de eeuw af voorgelicht omtrent de uitgegeven boekwerken sedert 1600. Aanvankelijk voorzagen hierin de Naamregisters van J. van Abcoude en R. Arrenberg. Deze lijsten liepen tot 1787. In 1824 besloot de „Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels” een vervolg op deze naamlijst uit te geven, welk werk, lopende van 1790-1831, met supplement 1832, in 1835 voltooid werd. Later werd dit werk voortgezet door de uitgever C.

L. Brinkman, wiens lijsten bij de uitgever A. W. Sijthoff te Leiden nog verschijnen en om de 10 jaar als één geheel, met repertorium, worden uitgegeven (zie bibliografie).

In 1834 verscheen het Nieuwsblad voor de Boekhandel, dat sinds 1854 orgaan van de Vereeniging voor de Boekhandel is. Hierin worden zo mogelijk alle nieuwe Nederlandse uitgaven aangekondigd.

In België zijn de uitgevers en boekhandelaars georganiseerd in een „Cercle belge de la Librairie” te Brussel (Eikstraat 5), gesticht in 1883. In 1929 werd daarnaast de „Vereeniging ter Bevordering van het Vlaamsche Boekwezen” gesticht (Eikstraat 5, Brussel), insgelijks uit uitgevers en boekhandelaars bestaande. Sedertdien zijn in de Cercle belge vnl. de firma’s die Franse boeken verkopen georganiseerd en in de Vereeniging de firma’s die Nederlandse (in Nederland en in België uitgegeven) boeken verkopen, welke twee specialiteiten over het algemeen gescheiden zijn. Beide verenigingen houden geregeld voeling met elkaar voor het behartigen van alle gemeenschappelijke belangen. In de schoot van de Vereeniging ontstond een afzonderlijke Vlaamse uitgeversbond terwijl naast de Cercle een Syndicat des Editeurs bestaat; ook deze uitgeversorganisities werken geregeld samen. Er verschijnen een Bulletin du Cercle de la librairie en het tijdschrift Tijdingen van de Vereeniging enz., die een zelfde lijst met alle in België verschenen nieuwe boeken bevatten.

De officiële Belgische bibliografie wordt uitgegeven door de Koninklijke Bibliotheek te Brussel (Bibliographie de BelgiqueBibliographie van België). Behalve zijn Bulletin geeft de Cercle een jaarlijkse adreslijst van zijn leden uit. De Vereeniging geeft een dergelijke lijst uit en, in verband met een jaarlijkse Week van het Boek, waarbij gewoonlijk te Antwerpen een zgn. Boekenbeurs (boekententoonstelling) gehouden wordt, een uitvoerige catalogus van de nieuwste uitgaven (Het Boek in Vlaanderen). In 1945 werd te Antwerpen de „Centrale voor Import en Export van Boeken” opgericht (Baron Joostensstraat 5), een samenwerkende vennootschap waar alle belangrijke uitgevers en boekhandelaars lid van zijn, om bemiddeling te verlenen bij verzendingen, hoofdzakelijk van en naar Nederland en te zorgen voor de douanage, uit- en invoervergunning, enz. Deze Centrale werkt samen met het Bestelhuis van de Boekhandel te Amsterdam.

E. DE BOCK, TH, WINK

Lit.: Bijdragen tot de gesch. v. d. Ned. boekhandel (Uitg. d. d. Ver. ter bevord. v. d. belangen des Boekhandels, Amsterdam 1884 v.v.); A. C. Kruseman, Bouwstoffen voor een gesch. v. d. Ned. boekh. gedur. 1830-1880 (2 dln, Amsterdam 1886-1887); R. van der Meulen, Boekhandel en Bibliographie (Leiden 1905); E.

W. Moes, De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de 16de eeuw (Amsterdam 1896 v.v.); E. F. Kossmann, De Boekverkoopers, notarissen en cramers op het Binnenhof, geïll. (’s-Gravenhage 1932); M. M. Kleerekooper en W.

P. van Stockum Jr, De boekhandel te Amsterdam vnl. in de 17de eeuw. Biogr. en geschiedk. aanteek. verzameld, 4 dln (’s-Gravenhage 1914-1915); Eug. de Bock, Beknopte gesch. v. d. boekh. in de Nederlanden (Antwerpen 1943); Th. Birt, Das antike Buchwesen (Berlin 1882); E. Stemplinger, Buchhandel in Altertum (München 1927); Paschke-Rath, Lehrb. d. dtschen Buchhandels (2 dln, Leipzig 1932-’35); C. Knight, Shadows of old booksellers (London 1908); E. Marston, Sketches of booksellers of other days (London 1901); T.

A. Mumby, Publishing and bookselling (London 1930); Marjorie Plant, The English Booktrade (London 1939); P. Delalain, L’imprimerie et la librairie à Paris, de 1789-1813 (Paris 1900).