(of Trondhjem), havenstad in Noorwegen met (1947) 58 000 inw., hoofdstad van het fylke Sör-Tröndelag, ligt op een schiereilandje in de Trondheimfjord, bij de uitmonding van de Nid-elv. Door middel van 2 spoorlijnen is de stad met Oslo (op 550 km afstand) verbonden, waar van één door het schitterende Snehaetta-gebied via Lillehammer.
Tevens leidt een spoorweg naar Sundsvall in Zweden. Rondom de schilderachtige vissershaven liggen de houten pak- en woonhuizen. De fraaie stenen kathedraal (11de- 13de eeuw) is vele malen door brand vernield, maar telkens weer hersteld (beeldhouwwerk van Vigeland). In deze kerk worden de Noorse vorsten gekroond. Naast het kustverkeer worden scheepvaartlijnen op Huil, Newcastle en Hamburg onderhouden. Werven; machine- en visconservenfabrieken zijn de belangrijkste industrieën. Er zijn een technische hogeschool en een biologisch instituut.De stad werd in 997 als Nidaros gesticht door Olaf Tryggvessön. In 1182 werd zij de zetel van een aartsbisschop, werd tevens de hoofdstad (tot 1380) en een belangrijk pelgrimsoord. Na de Reformatie brak een periode van verval aan, maar sedert het begin der 20ste eeuw zijn bevolking en handel sterk toegenomen. In 1940 werd Trondheim door de Duitsers bezet en tot een belangrijke onderzeebootbasis uitgebouwd. Het werd het uitgangspunt en centrum van het verzet der Noorse geestelijkheid tegen het Quislingregiem. In Mei 1945 werd Trondheim door de Geallieerden bevrijd.
Lit.: M. G. Heggtveit, Trondijem i Fortid og Nutid, 997-1897 (1897).