heet de oorlog, die volgens de overlevering tussen Grieken en de bewoners van Troje in de 13de eeuw v. Chr. werd gevoerd.
De sage luidt aldus: toen Paris, zoon van Priamos, koning van Troje, de vrouw van Menelaos, koning van Sparta, de door Aphrodite voor hem bestemde Helena, geschaakt had, weigerde Priamos aan Menelaos haar uitlevering. Daarop besloten de Griekse vorsten tot een wraaktocht tegen Troje. De voornaamste helden, die zich daartoe verbonden, waren Menelaos en zijn broeder Agamemnon, Odysseus, Diomedes, Achilles, Patroklos, Nestor, Aias, zoon van Oileus, en Aias, zoon van Telamon, Philoktetes en Idomeneus. Zij verenigden zich te Aulis in Boeotië, onder aanvoering van Agamemnon. Na oponthoud, door windstilte veroorzaakt (z Iphigeneia), vertrok de vloot. Inmiddels hadden de Trojanen zich versterkt met bondgenoten uit Klein-Azië; hun voornaamste verdediger was Hektor, zoon van Priamos. 9 jaren duurde de strijd, zonder een beslissende uitkomst; in het 10de jaar ontstond er twist tussen Agamemnon en Achilles, waarna deze zich terugtrok. Tijdens zijn afwezigheid leden de Grieken de nederlaag; toen hij echter na de dood van Patroklos weer deelnam aan de strijd en Hektor gedood had, kon Troje niet langer standhouden. Nog minder, nadat Diomedes en Odysseus het aan Athena gewijde beeld, het Palladium, dat de stad beschermde, hadden geroofd. Ten slotte vervaardigden de Grieken op raad van Odysseus een reusachtig houten paard, waarin de voornaamste strijders zich verborgen. De Grieken begaven zich daarop aan boord en verlieten des nachts de kust. De Trojanen, menend dat zij teruggegaan waren, haalden op raad van een Griek, Sinon, die hun een verdicht verhaal vertelde, het paard als een geschenk voor Athena in de stad. Het noodlottig uiteinde van Laokoön werd als een teken beschouwd, dat Sinon gelijk had. Gedurende de nacht verlieten de Grieken het paard en openden de poort voor de andere Grieken, die waren teruggekeerd. Groot was het bloedbad, de stad werd in brand gestoken en geplunderd, de inwoners als slaven meegevoerd (z Andromache). Slechts een kleine schaar Trojanen, onder aanvoering van Aeneas, slaagde er in, zich door de vlucht te redden en in Italië een nieuw vaderland te zoeken. Vele terugkerende Grieken kwamen gedurende die terugtocht om het leven. Anderen, zoals Odysseus, bereikten eerst na langdurige omzwerving hun vaderland of werden, als Agamemnon, bij terugkomst gedood. Verschillende dichters hebben de sage beschreven; een gedeelte Homerus in de Ilias, de ondergang van Troje o.a. Vergilius in het tweede boek der Aeneis.
Het verhaal van de Trojaanse Oorlog heeft zeker een historische kern, maar hoe groot die is, is zeer moeilijk uit te maken: de stad Troje schijnt omstreeks 1200 v. Chr. door Thracische stammen verwoest te zijn. In elk geval hebben de opgravingen van H. Schliemann in Troje en Mykene bewezen, dat er een reële ondergrond voor het verhaal bestaat.