Latijns grammaticus uit de 4de eeuw n. Chr., wiens nog bewaarde grammatica, evenals die van Charisius en van Donatus, van groot belang is voor de geschiedenis van de taalwetenschap.
In het eerste deel van zijn werk behandelt hij de acht rededelen, in het tweede eerst de grondbegrippen van de grammatica en in het derde de metriek.Bibl.: Hoofduitgave bij Keil, Grammatici Latini I (1857), blz. 299 vlgg.