is een bouwconstructie, dienende ter verbinding van verschillende verdiepingen van een gebouw. Als materialen komen in aanmerking hout, staal, bak- en natuursteen en gewapend beton.
Houten trappen bestaan uit treden, waarop men loopt, stootborden, die de openingen tussen de treden vullen, en bomen, d.z. de balken, die de trap terzijde begrenzen en waarin treden en stootborden zich bevinden. De looplijn wordt gewoonlijk iets uit het midden van de trap aangenomen. De bomen steunen boven tegen een balk van de bovenste en beneden op de vloer van de onderste der beide verdiepingen, die de trap verbindt.Bij steektrappen lopen de voorkanten der treden alle evenwijdig aan elkaar óf de treden veranderen aan de ene boom van het ene einde naar het andere regelmatig van breedte. Bij spiltrappen komen alle treden in een verticale as uit, die men spil noemt. Wenteltrappen noemt men die, waarbij de kortste en steilste boom, de binnenboom, in plattegrond een cirkelvormig of een elliptisch verloop heeft. Steektrappen onderscheidt men in rechte, waarbij alle treden loodrecht op de bomen staan, scheve, waarbij alle treden dezelfde hoek met de bomen maken, en scheluwe, waarbij de treden aan de binnenboom alle evenveel korter zijn als aan de buitenboom. Deze laatste trappen kunnen bovendien nog enkel of dubbel scheluw zijn. Spiltrappen komen meest voor met twee en met drie kwarten. Zeer fraai van vorm, maar kostbaar, zijn de zgn. wentel- of Engelse trappen. Hierbij krijgen de bomen een spiraalvormig verloop. Rechte steektrappen kunnen gecombineerd worden tot de royaler, meerarmige bordestrappen, waarbij het bordes de korte, horizontale vloer is, die tussen 2 traparmen wordt aangebracht om het belopen minder vermoeiend te maken en/of een richtingsverandering op gemakkelijke wijze te bewerkstelligen. In de gewone woningbouw zal men meestal een richtingsverandering verkrijgen door het toepassen van een kwartslag aan het begin, in het midden of aan het einde van de trap.
In bijzonder ongunstige gevallen zal het zelfs nodig zijn een zgn. trap met twee kwarten toe te passen, een lelijk en moeilijk begaanbaar type. De beide maten van een trede, nl. het hoogteverschil en de horizontale afstand, die bij elke stap worden afgelegd, noemt men resp. optrede en aantrede. Wil de trap gemakkelijk beloopbaar zijn, dan moet tussen beide maten een bepaalde verhouding bestaan, bijv. tweemaal de optrede plus 1 maal de aantrede is 63 cm, waarbij de optrede niet groter wordt genomen dan 19 cm.
Trappenhuis
is de door wanden afgesloten ruimte in een gebouw, waarin de trap is geplaatst. Bij kleine woningen heeft het trappenhuis bescheiden afmetingen, bij moderne etage-woningen geeft het meestal toegang tot 6 à 8 woningen en heeft bij voorkeur directe dagverlichting vanuit de straat. De breedte is dan minimaal 2,10 m en de helling van de trap minder dan 45°. Bij galerijbouw verkrijgt het trappenhuis soms grote afmetingen, afhankelijk van het aantal woningen waarvoor het dienst moet doen.
In de middeleeuwse architectuur werd het trappenhuis meestal op een onregelmatige plattegrond opgetrokken; in de Renaissance, doch vooral in het Barok, ontwikkelde het zich in de monumentale gebouwen tot een voorname ruimte van grootse ruimtewerking. Beroemd zijn o.m. de trappenhuizen in de Genuese paleizen, waarbij op luisterrijke wijze gebruik is gemaakt van hoogteverschillen en die uit het Oostenrijkse Barok van Neumann, Zimmermann, Dientzenhofer enz.