(Belgae) (z Galliërs), de bewoners van het noordelijke deel van Gallië (tussen Seine, Marne, Rijn en de zee), omvatten bij het begin onzer jaartelling 15 grotere volken, waaronder de Menapiërs in het N., Morinen, Nerviërs*, Atrebaten*, Ambianen, Caleten, Bellovaken* in het W., Viromanduërs, Suessionen en Remen* in het Z., Treveren*, Aduatici en Eburonen in het O. Volgens Caesar {De Bello Gallico, I, 1; II, 4) verschilden zij van de eigenlijke Galliërs in taal, instellingen en zeden (grotere dapperheid en barbaarsheid); op gezag van de gezanten der bevriende Remen deelt hij mede, dat de Belgen grotendeels van over-Rijnse, Germaanse afkomst zijn.
Verschillende geleerden vatten echter „Germani” hier als geografisch begrip op en beschouwen de Belgen als Kelten, o.a. wegens het Keltisch karakter der overgeleverde namen, ofschoon zij de mogelijkheid erkennen van een vermenging van enkele volken (Eburonen, Aduatici, Nerviërs) met Germaanse elementen. Caesar’s bericht (V, 12), dat de (Keltische) veroveraars der kuststreken van Brittannië uit Belgium afkomstig waren, is geloofwaardig: Ptolemaeus vermeldt Atrebaten en Belgen in het tegenwoordige Hampshire en Wiltshire (Venta Belgarum, thans Winchester), bovendien Menapiërs aan de oostkust van Ierland {Geographia, II, 3, 12-13; II, 2, 8).Met uitzondering van de Remen boden de Belgen Caesar verwoede tegenstand. In 57 v. Chr. onderwierp hij in een bloedige veldtocht een grote Belgische coalitie; in 56 de Menapiërs en Morinen, welke laatsten in 55 opnieuw bedwongen moesten worden; in 54-53 bracht de opgestane Eburonenvorst Ambiorix hem zware slagen toe; bij de nationale opstand van 52-51 waren de Bellovaken onder de laatsten, die het verzet volhielden. Nog in 70 n. Ghr. verleenden vooral de verbonden Belgische stammen aan de opstand van Julius (Claudius) Civilis zijn dreigend karakter. Caesar voegde het gebied der Belgen bij de provincie Gallië; bij de reorganisatie door Augustus werd het hiervan als Gallia Belgica afgescheiden.
Hoofdstad werd Durocortorum Remorum (Rheims), later Augusta Treverorum (Trier). Diocletianus verdeelde het in Belgica Prima en Secunda, met deze beide plaatsen als hoofdsteden.
Het Humanisme herstelde de naam der Belgen in ere (het eerst in 1465); doch in het geleerde spraakgebruik der 16de en 17de eeuw worden met Belgae, Belgium zowel alle Nederlanden als uitsluitend de Zuidelijke of ook wel de Noordelijke aangeduid. De huidige beperkte politieke betekenis dateert van de Franse tijd.
DR TH. M. CHOTZENf
Lit.: E. Desjardins, Géographie historique et administrative de la Gaule romaine (4 dln, Paris 1876-1893); A. Holder, AltCeltischer Sprachschatz (Leipzig ± 1896), blz. 374-383 s.v. Belgae; over de zgn. Germaanse oorsprong der Belgen o.a. bij E. Norden, Die germanische Urgeschichte in Tacitus Germania (Leipzig-Berlin 1920); S.
Feist, Germanen und Kelten in der antiken Überliefenmg (Halle 1927; zie echter daartegen R. Much, Ztschr. f. dtsches Altertum 65, 1928, blz. 1-50); J. de Vries, Tijdschr. v. Ned. Taal- en Letterk. 50, 1931, blz. 181-221; H. van der Linden, Histoire de notre nom national (Acad. Royale de Belgique, Buil. de la classe des lettres 5e série XVI, 1930, blz.. 160 vlgg.).