Nederlands waterbouwkundige (Leuven 19 Mei 1819-Rotterdam 23 Juni 1878), was eerst in militaire dienst, bewoog zich vervolgens op ingenieursgebied en trad in dienst bij de Overijsselsche Kanaalmaatschappij. In 1860 benoemd tot adviseur voor technische zaken aan het Dep. van Koloniën, vertrok hij naar Indië om een onderzoek in te stellen omtrent de aanleg van spoorwegen op Java.
Na zijn ontslag in 1863 kreeg hij van particuliere zijde, ook uit het buitenland, belangrijke opdrachten. Hij bewerkte o.a. een plan voor de drooglegging van het zuidelijk deel der Zuiderzee en een plan voor een kanaal tot verbinding van de Noord- met de Oostzee, had een werkzaam aandeel in de werken der Rotterdamsche Handelsvereeniging en was met een korte onderbreking van 1866 tot zijn overlijden lid van de Tweede Kamer. Van zijn hand verschenen, in de eerste tijd onder het pseudoniem „Een Oud-Soldaat”, tal van geschriften en studiën op militair, waterbouwkundig en spoorweggebied en opstellen in verschillende periodieken. Naar hem is het Stieltjeskanaal genoemd.Lit.: T. J. S., in: Mannen v. beteekenis X, 6 (Haarlem 1879); G. v. Diesen, T. J. S., in: Jaarb. Kon. Akad. v. Wet. (1878).