Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Thomas basin

betekenis & definitie

Frans geschiedschrijver (Caudebec-en-Caux 1412 - Utrecht 3 Dec. 1491), was de zoon van een welgesteld koopman. Hij studeerde van 1424-1437 te Parijs, Pavia en Leuven en werd licentiaat in de beide rechten.

Hierna verbleef hij aan het pauselijke hof, woonde in 1438-1439 het concilie van Ferrara-Florence bij en maakte een reis naar Hongarije. In 1441 als Rouaans kanunnik teruggekeerd in zijn geboortestreek Normandië, toen in handen van de Engelsen, werd hij hoogleraar in het canonieke recht aan de nieuwe universiteit van Caen, later kanunnik van Bayeux en vicaris-generaal van het aartsbisdom Rouaan. In 1447 volgde zijn benoeming tot bisschop van Lisieux. Bij de herovering van Normandië door de Fransen in 1449 was hij de eerste prelaat die zich bij hen aansloot. Hij stond in hoog aanzien bij koning Karei VII, die hem tot zijn raad benoemde. In het conflict tussen Karei VII en diens oudsten zoon, den lateren Lodewijk XI, weigerde hij in te gaan op de verlokkende aanbiedingen van den dauphin.

Lodewijk XI* bleek na zijn troonsbestijging hem deze houding niet te hebben vergeven en Basin verbeurde de gunst des konings volkomen, toen hij in 1465 zeer actief deelnam aan de Ligue du Bien public. Nadat Lodewijk XI Normandië opnieuw in bezit had genomen, vestigde hij zich te Leuven. Reeds in 1466 riep de koning hem terug, doch zond hem toen in eervolle ballingschap als kanselier van Roussillon naar Perpignan. In 1468 week Basin uit, begaf zich opnieuw naar de Nederlanden en ten. slotte naar Trier, waar hij van 1470-1476 woonde en een groot deel van zijn historisch werk schreef. In 1474 deed hij afstand van het bisdom Lisieux en ontving hij van paus Sixtus IV de titel aartsbisschop van Cesarea. Na een nieuw verblijf te Leuven vertrok hij in 1477 naar Utrecht, waar hij wijbisschop was van bisschop David van Bourgondië.

Tijdens diens strijd met de stad Utrecht in 1481 en de volgende jaren verbleef hij bij den bisschop te Wijk bij Duurstede. Hij stierf te Utrecht in 1491 en werd in de St Janskerk begraven.Zijn voornaamste werk is de te Trier in 1471 begonnen, te Utrecht voortgezette en in 1487 definitief voltooide Historiarum rerum gestarum temporibus Karoli VIL et Ludovici eins filii, regum Francorum, libri XII, over de jaren 1407-1483 (uitg. J. Quicherat, 4 dln, Paris 1855-1859; nieuwe, nog onvoltooide, uitg. met vertaling door Ch. Samaran, dl I—II, Paris 1933, 1944). Vooral in de zeven aan Lodewijk XI gewijde boeken komt zijn wrok over de persoon en de politiek van dezen koning tot uiting en toont hij zich een fel voorvechter van de oude vrijheden en rechten der standen. Ondanks deze kennelijke partijdigheid vormen de Historiae, waarin Basin Sallustius en andeie klassieken heeft trachten na te volgen, een belangrijke bron, met name voor de laatste 40 behandelde jaren.

In Frankrijk werd het anoniem verschenen werk, dat de latere ongunstige voorstelling van Lodewijk XI heeft helpen vormen, lange tijd toegeschreven aan een Luiks priester Amelgard, op grond van een oude traditie die misschien op Basin zelf teruggaat. In de Nederlanden is de werkelijke auteur echter steeds bekend geweest. Het op de Utrechtse woelingen van 1481-1483 betrekking hebbende gedeelte is reeds in 1698 uitgegeven door Ant. Matthaeus, Veteris aevi analecta, 2de uitg. (Hagae Com. 1738), dl I, p. 505-586. Van de andere geschriften van Th. Basin dienen te worden vermeld:

1. een omstreeks 1453 op verzoek van Karei VII geschreven memorandum voor het rehabilitatieproces van Jeanne d’Arc: Opinio et consilium super processu et condemnatione Johanne, dicte Puelle (uitg. P. Lanéry d’Arc, Mémoires et consultations en faveur de Jeanne d’Arc, Paris 1889, p. 187-235);
2. een omstreeks 1464 opgesteld pleidooi voor het herstel der Pragmatieke Sanctie* van Bourges: Avis de M. de Lisieux (uitg. Quicherat, a.w., dl IV, p. 73-90); 3. de te Trier in 1473-1475 geschreven Apologia, een gedenkschrift over zijn betrekkingen met Lodewijk XI van 1461-1468, dat een aanvulling van de Historiae vormt (uitg. Quicherat, a.w., dl III, p. 203-399).

DR A. G. JONGKEES

Lit.: J. Quicherat in dl I van bovengen, uitg. der Histoire de Charles VII et de Louis XI (1855), p. III-CXIV; Ch. Samaran in dl I van diens uitg. der Hist. de Charles VII (1933), p. VXLVII; J. Romein, Gesch. van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving i. d. Middeleeuwen (Haarlem 1932), p. 92-94.

< >