Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Theun de VRIES

betekenis & definitie

Nederlands schrijver en dichter (Veenwouden 26 Apr. 1907), was werkzaam in de journalistiek en van 1927-’37 ambtenaar aan een openbare leeszaal. Het stug doctrinaire van zijn aanleg, samen met zijn strakke Friese geaardheid, bracht hem, in geen kerkelijke leerstelligheid gebonden, spoedig tot de keuze van het communisme en de partijstrijd, na Wereldoorlog II gedurende verscheidene jaren als letterkundig redacteur van De Waarheid; vóór alles is hij evenwel literator gebleven.

Zijn lyriek, hoewel sterk de invloed van tijdgenoten vertonende, wekte aanvankelijk grote verwachtingen, doch ontplooide zich later niet verder, toen hij zich meer en meer op het verhalend proza ging toeleggen. Een uitzondering vormt het aangrijpend gedicht De dood (1947), tijdens Wereldoorlog II in het concentratiekamp Amersfoort ontstaan. Zijn eerste roman, Rembrandt (1931), had aanstonds groot succes; talrijke romans zijn hierop met wisselend welslagen gevolgd, waaronder die welke het Friese boerenland en zijn noden uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20ste eeuw beschrijven, tot de beste behoren. Verscheidene van zijn romans zijn breed opgezet in cyclisch verband. Hij heeft zich ook een uitnemend novellist betoond.Verschillende letterkundige onderscheidingen vielen hem ten deel, o.m. de Mei-prijs van de Mij der Ned. Letterkunde (1932) en de Vijverberg-prijs der Jan Campert-Stichting (1952), voor zijn roman Anna Casparii of het heimwee (1952).

Bibl.: Lyriek: Terugkeer (1927); De vervreemding (1928); Westersche nachten (1930); Sheherazade (1932); Sneeuw op de Foedsji (1932); Aardgeest (1934). Romans e.a. proza: Friesche sagen (1925); Doctor José droomt vergeefs (1933); Koningssage (i934) 5 Eroïca (1934) ; Stiefmoeder aarde (1936); Joh. van Oldenbarneveldt (1937); Fryske stylistyk (1937); Het rad der fortuin (1937); De bijen zingen (1938); Wilde lantaarns (1940); Tegels van de haard (1941); Rutger Jan Schimmelpenninck (1941); De vrijheid gaat in ’t rood gekleed (1945); Eros in hinderlaag (1945); Sla de wolven, herder (1946); De laars (1946); Kenau (1946); Een spook waart door Europa (1948); Nieuwe rivieren (1949); Hoogverraad (1950); (onder pseud. M. Swaertreger) W.A.man (1944). Essays: Vox humana (1941); M. NijhofF, wandelaar in de werkelijkheid (1946); Leerschool voor barbaren, Karel de Grote (1949, in serie: Gastmaal der eeuwen).

Lit.: in Critisch Bulletin: Alb.Plasschaert, 1931; A.Donker, 1933, 1938; Ed. Coenraads, 1934; A. Romein-Verschoor, 1949; A. Blaman, 1952; S. Vestdijk, in: Muiterij tegen het etmaal I (1941).

< >