Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

Openbare LEESZAAL

betekenis & definitie

is een bibliotheek, die voor een ieder toegankelijk is, lectuur van algemeen karakter verschaft en tevens een sociaalpaedagogisch doel heeft (ontspanning, ontwikkeling, informatie), terwijl bij de exploitatie er van het behalen van winst uitgesloten is. Het instituut is ontstaan in Engeland en de V.S.: de eerste Public Library werd in 1850 te Norwich geopend, daarop volgden in 1851 Boston en in 1852 Manchester.

In beide genoemde landen ging de stoot tot oprichting van public libraries van de regering uit en werd daar aanvankelijk geheel in aansluiting op het openbaar onderwijs gedacht en gepropageerd. In Nederland is het leeszaalwezen uit particulier initiatief ontstaan; niet voor 1906 heeft men bij de regering om subsidie aangeklopt. Volgens de voorwaarden betreffende de subsidiering van rijkswege behoort in de statuten der Openbare Leeszalen de bepaling te zijn opgenomen, dat zij bestemd zijn voor ieder, zonder onderscheid van godsdienstige overtuiging, politieke gezindheid of maatschappelijke stand. Ook behoren zij het karakter van onpartijdigheid te dragen, lectuur van elke richting te bevatten en in de besturen elke bestaande richting te doen vertegenwoordigen. De eerste Openbare Leeszaal en Bibliotheek (O.L.B.) in Nederland werd in 1892 gesticht te Utrecht, daarna volgden Dordrecht in 1898, Groningen in 1903, Leeuwarden in 1905, ’s-Gravenhage in 1906 en Rotterdam in 1907. Als overkoepelend orgaan werd in 1908 de Centrale Vereeniging van Openbare Leeszalen en Bibliotheken (C.V.) gesticht. Er zijn thans in Nederland ca 100 openbare leeszalen, waarvan ruim 1/3 R.K. en enige Christelijke (z verder bibliotheek).Lit.: z bibliotheek.

< >