Duits ontdekkingsreiziger (Hirschlanden, Württemberg, 20 Mrt 1824 - Stuttgart 5 Nov. 1876), studeerde biologie en pharmacie en reisde in 1850-1865 in N.O.Afrika, vnl. in Abessinië, in het gebied van de Witte Nijl en in Kordofan. Inmiddels was hij benoemd tot Oostenrijks consul te Khartoem.
Van groot belang was o.a. zijn reis langs de Rode Zee en door Somaliland, waaromtrent hij in Petermann’s Mitteilungen verslag deed. Vervolgens leidde hij een expeditie ter opsporing van Eduard Vogel. Voorlopig reisde hij in de gebieden ten O. van de Nijl. Na een gevaarvolle tocht bereikte hij in Juli 1862 Khartoem, waar hij zich aansloot bij de expeditie van de Nederlandse freule Tinne, die het Bahr-el-Ghasal-gebied bereisde. In 1870 ondernam hij een tocht naar de Noordelijke Ijszee en bezocht Spitsbergen en Nova-Zembla; ten slotte deed hij nog een laatste reis in het Rode-Zee-gebied, vnl. in het land der Beni-Amer.Bibl.: Systematische Übersicht der Vogel N.O.-Afrikas (Wien 1855); Reisen in N.O.-Afrika (Gotha 1857); Die deutsche Expedition in O.-Afrika (Gotha 1864); Die Finnesche Expedition im westl. Nilgebiet 1863-64 (1865); Reise in das Gebiet des Weissen Nils (Leipzig 1869); Reisen nach dem Nord-Polarmeere (3 dln, Braunschweig 1872-1874); Reise in N.O.-Aiiika (Braunschweig 1877).
