is een altijd groen, heesterachtig of klein boom vormig gewas Camellia sinensis (L.) Kuntze (syn. Thea sinensis L.) waarvan 2 belangrijke var. voorkomen:
1. bohea of Chinese thee (aanvankelijk vaak Javathee genoemd, daar deze var. op Java het eerst gekweekt werd) en
2. de var. assamica of Assamthee (later vooral op Java in cultuur). De bladeren zijn enkelvoudig, mat of glanzend, aan de onderzijde lichter en bij enkele variëteiten behaard; de bladrand is gezaagd. De bloemen zijn wit en welriekend en staan in groepen van 3 of 4 in de oksels der bladeren. Kelk en kroon zijn 5-7tallig; er zijn veel aan de basis vergroeide meeldraden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig, 3hokkig en vormt een doosvrucht die in de regel 3 zaden bevat. Het vaderland van de theeplant ligt in India en China tussen 18-28° N.Br., in Opper-Birma en Assam. Hier komt de plant in het wild voor en is waarschijnlijk ook van hier naar China en Japan overgebracht, waar vandaan de verdere verspreiding plaats vond.
De cultuur is afhankelijk van klimaat, bodemgesteldheid en arbeidskrachten, omdat een groot deel van de bewerkingen met de hand verricht wordt. De temperatuurgrenzen voor de cultuur liggen tussen een gemiddelde jaartemperatuur van 13-30 gr. C. met een optimum bij 18-25 gr C.; de grenzen voor de gemiddelde jaarlijkse neerslag tussen 1600 en 5500 mm, met een optimum bij 2400-3000 mm. De thee heeft dus veel water nodig, maar de wortels mogen niet in het water staan. Een hellend terrein is dus van groot voordeel, in het vlakke land moet voor een goede irrigatie gezorgd worden. De bodem moet licht zuur zijn. Men vindt de cultuur op het Noordelijk Halfrond tot ca 38° N.Br., plaatselijk zoals in Japan tot 410 N. Br.
In de tropen ligt de gordel voor een winstgevende cultuur tussen 900 en 2500 m hoogte. Behalve in Azië, het theeland bij uitnemendheid, vindt men cultuur in Rusland, in de Kaukasus, in Texas en Carolina en in geringe mate in Natal (Zuid-Afrika). De hoofdproducenten zijn naast China Voor-Indië en Ceylon, en vóór Wereldoorlog II Nederlandsch Oost-Indië.
Reeds voor 1700 werd de thee op Java ingevoerd als liefhebberij van de oud-Gouverneur Generaal Camphuys, doch pas in 1728 had de aanleg van de eerste cultuur plaats in opdracht van de O.-I. Compagnie en loofde de Indische regering een prijs uit voor degene die het eerste pond thee zou produceren. Het duurde echter tot 1828 voor de eerste thee werd bereid door Jacobson van de Ned. Handel-Mij, N.V. en pas in 1835 had de eerste verscheping van thee van Java naar Amsterdam plaats. Pas na 1878, toen de Assam-variëteit was ingevoerd, trad de grote vooruitgang op en in het begin van deze eeuw werd de cultuur ook op Sumatra ingevoerd. Sindsdien heeft de thee tijden van voorspoed en depressie gekend, die in 1933 leidden tot de zgn. „restrictie”, waarbij door samenwerking van de voornaamste theeproducerende landen een vrijwillige overeenkomst werd aangegaan over de per jaar te exporteren hoeveelheid; de productie werd vrij gelaten en iedere fabriek kreeg een zgn. „licentie” waarbij het aandeel in de jaarlijkse export werd bepaald. Hierdoor herstelde de theeprijs zich van 52 ct per kg in 1933 tot 82 ct in 1939. Tijdens de Japanse bezetting werden veel plantages vernield of verwaarloosd en veel fabrieken vernield of de apparatuur gestolen. In 1946 bedroeg de uitvoer van Indonesië slechts 1330 ton tegen 74000 in 1939; de uitvoer is echter weer stijgende.
CULTUUR
De theeplant wordt door zaad vermenigvuldigd. Dit werd vroeger uit Voor-Indië aangevoerd; in de latere jaren was Ned. O.-Indië in dit opzicht zelf werkzaam en de cultuur van de zaadbomen is een aparte tak van de theecultuur. Het zaad wordt op aparte zaadbedden of direct in de tuinen uitgezet. De bodem eist een grondige bewerking, een zuivering van onkruiden en een intensieve bemesting.
Voor groenbemesting komen een aantal Leguminosen in aanmerking en wel vooral Albizzia en Leucaem. Het voordeel van een dergelijke tussenbeplanting ligt niet alleen in een verbetering van de bodem, maar geeft ook beschaduwing van de zaadbedden en later van de aanplant; de vochtigheid van bodem en atmosfeer worden er door geregeld en tevens dient zij als windbreek. Van veel belang is de snoei der planten. In verband met de oogst moeten de struiken laag gehouden worden. De selectie van de thee stelt de volgende eisen: men moet planten hebben met krachtige groei, regelmatige vertakking, grote, lichtgroene bladeren, overwegend vegetatieve ontwikkeling en verder resistentie tegen verschillende ziekten, vorst, wind en vochtigheid.
ZIEKTEN EN PLAGEN
De meest gevreesde parasieten op de thee zijn de verschillende Helopeltis-soorten, wantsen, die door aansteken en uitzuigen van de planten in het phloeem plaatselijke necrosen voortbrengen, die de stofverzorging van de erboven liggende delen sterk remmen. Een door Helopeltis aangetast land ziet er dor en kaal uit. Verder zijn er verschillende plantaardige parasieten, zoals de oranje roest, de zwarte wortelschimmel en vele andere. Voor de dierlijke parasieten wordt een bestrijding gezocht door het wegvangen van de dieren en door invoer van parasieten hiervan; voor de plantaardige parasieten door bespuiten met Bordeaux’se pap, uitsnijden der aangetaste delen en het verbranden daarvan.
THEEPLUK
Hieronder verstaat men het oogsten van het blad. Het geschiedt geheel met de hand. Van de wijze van plukken en de keuze van blad hangt de kwaliteit van het product en de handelssoort van de thee af, terwijl ook de ouderdom van de loot van belang is. Al naar gelang van de landstreek en het klimaat geschiedt de theepluk slechts enige keren per jaar (Japan en China) of geregeld het hele seizoen door. Zo plukt men op Java elke 6-10 dagen, op Ceylon iedere 8 dagen, terwijl op grotere hoogte eens in de 2 weken geplukt wordt. Het geoogste blad wordt zo snel mogelijk naar de fabriek gebracht, waar het gesorteerd wordt ter verkrijging van een zo homogeen mogelijk product. De verse theebladeren hebben vrijwel geen aroma. Eerst door de fermentatie ontstaan smaak en aroma.
FABRICAGE
Men onderscheidt groene en zwarte thee. Bij de groene thee, die vooral in China en Japan en slechts weinig in Indonesië bereid wordt, worden de bladeren onmiddellijk na de pluk boven vuur in ijzeren pannen verhit onder voortdurend omwerken van de massa, tot er rode randen aan de bladeren komen. Op deze wijze hebben de looistoffen in het blad geen gelegenheid te oxyderen, waardoor de groene kleur behouden blijft. De bladeren worden na deze bewerking gerold en onmiddellijk gedroogd. Voor zwarte thee ondergaat het blad 4 bewerkingen:
1. het verflensen;
2. het rollen;
3. het fermenteren;
4. het drogen.
Het verflensen geschiedt in de fabrieken op de verflenszolders, in de laatste jaren meestal langs kunstmatige weg door het ventileren met al of niet voorverwarmde lucht. Deze bewerking mag niet te vlug gaan, opdat de gehele massa, die op de droogramen uitgespreid ligt, gelijkmatig water verliest en er geen harde of te droge stukken ontstaan, die bij de volgende bewerkingen zouden breken.
Het blad, dat oorspronkelijk 80 pet water bevat, wordt van de verflenszolders gehaald, wanneer dit gehalte ca 45-65 pct is en het blad geheel slap is. De duur van dit proces moet tenminste 12, liefst 18 uur bedragen, bij een temperatuur van 26 gr. C. Bij het rollen worden de verflenste bladeren gekneusd, zodat de bestanddelen van de bladeren met elkaar kunnen reageren. Het rollen geschiedde vroeger met de hand, tegenwoordig verloopt dit proces machinaal. Het rollen geschiedt in 2 X 4 gangen van harder en zachter materiaal, maar steeds wordt er zorg voor gedragen, dat de uitgeperste sappen weer geheel door de bladmassa worden opgenomen. Tussen de rollingen in wordt het blad gesorteerd en gelucht om een gelijkmatig product te verkrijgen en om een overmatige verhitting van de massa te voorkomen. Het hele proces vordert ongeveer drie kwartier à een uur. Het fermenteren verloopt bij een temperatuur van 25-28 gr. C. het gunstigst, terwijl de vochtigheid hoog (op 95 pct) gehouden wordt. Onder deze condities verloopt de bewerking in 3-5 uren. Gedurende deze tijd worden de looistoffen aan de lucht gedeeltelijk geoxydeerd; de cafeïne, die aan de looistoffen gebonden was, wordt afgesplitst en de vluchtige theeolie, die aan het product het aroma verleent, komt vrij. Bij de bereiding van groene thee heeft de fermentatie zo kort plaats, dat er geen of bijna geen donkere oxydatieproducten gevormd worden, maar toch wordt er wel theeolie gevormd. Aan het eind van het fermentatieproces heeft het blad een mooie donkere (rode) koperkleur. Van grof blad duren de verschillende processen iets langer. Het hierop volgende drogen maakt een einde aan het fermentatieproces en brengt het product op het door de handel gewenste vochtgehalte. Het geschiedt boven vuur, of meer algemeen in de fabrieken door hete-luchtverwarming van het uitgespreide blad, dat op een lopende band in een luchtstroom van ca 90 gr. C. wordt gebracht. Ook de wijze van drogen bepaalt in hoge mate het uiterlijk van het product. Hierna volgt nogmaals een sorteren van de thee en de verpakking in met metaal (lood, stanniol, aluminium) beklede kisten.
SAMENSTELLING
Theebladeren bevatten looistof (25-30 pct van de droge stof), 3 pct cafeïne (waarop de stimulerende werking berust), sporen aetherische olie, 25-30 pct eiwitten, ca 12 pct cellulose, iets zetmeel en suiker en 6-7 pct gomachtige stoffen en voorts de voor de fermentatie zo belangrijke enzymen (oxydase, peroxydase, katalase en proteolytische), en iets was, vet en kleurstoffen als chlorophyl, carotine en xanthophyl. De kwaliteit en de smaak van de thee hangen voor een groot deel af van het gehalte aan looistoffen. De bij de fermentatie geoxydeerde looistoffen zijn voor een gedeelte weer oplosbaar in looizuur, echter niet in water. Het gehalte aan looistoffen is sterk afhankelijk van klimaat, soort en ouderdom van het blad. Het wisselt bij het handelsproduct van 4,48-25,5 pct met een gemiddelde van 12 pct (Indische thee 13-15, Ceylonthee 10-15, Chinathee 6-11 pct). Cafeïne en theeolie werken opwekkend op het zenuwstelsel en veroorzaken bij sterker gebruik slapeloosheid en algemene overprikkeldheid. Theeolie kan, in grote hoeveelheid gebruikt, narcotisch werken en zelfs de dood ten gevolge hebben.
GEBRUIK
Thee werd oorspronkelijk, en nu nog in het algemeen, als een waterig aftreksel gebruikt. In China en Japan wordt ze zonder enige toevoeging gedronken, terwijl men in de Westerse landen dikwijls suiker, melk, citroen, rum of andere ingrediënten toevoegt. Surrogaten en vervalsingen komen veel voor. Als voorbeelden mogen genoemd worden de bladeren van bramen, frambozen, aardbeien, noten, bosbes, adelaarsvaren en de bloemen van kamillen, linden en vlier. Herhaaldelijk worden betere soorten met mindere vermengd, terwijl ook dikwijls reeds afgetrokken bladeren weer opgefrist worden, en met nieuwe vermengd in de handel komen. Anatomisch is het theeblad te herkennen aan het voorkomen van typische skleroïden.
HANDELSSOORTEN
Van de zwarte thee worden de volgende soorten onderscheiden:
1. Flowery oranje pekoe of pecco (pakho: withaar) bestaat uit de gedurende het droge seizoen geplukte knop. Worden zij niet gerold, dan blijven ze wit door de beharing, dit is de witpuntthee. Met gewone pekoe vermengd, levert het de witpunt-pekoe. Worden ze wel gerold, dan worden de haren met het uittredende sap geel gekleurd en spreekt men van geelpuntthee.
2. Oranje pekoe bevat naast de knop ook nog het eerste blad. Het dankt de naam aan de geel gekleurde knoppen en de gele nerven van het blad. Overigens is de thee glanzend zwart.
3. Pekoe bevat het tweede of eerste blad, van de knop af gerekend.
4. Pekoe souchong bevat meestal het tweede blad, is sterker doch van minder aroma dan de vorige soorten.
5. Souchong wordt uit het derde blad van de eindknop af vervaardigd.
Van de verschillende soorten kent men voorts ook nog de gebroken vorm, terwijl het bij de fabricage ontstane, zeer fijn verdeelde product als fannings (door de droogventilatoren weggezogen theefragmenten) en dust of stofthee in de handel komt. Van de groene thee kent men:
1. Joosjes-thee of gunpowder, bestaande uit tot zeer kleine korrels gerolde donkergroene bladeren;
2. de haysan (hyson of hitsjoen = krachtige lente), gemaakt van de grote, gekroesde bladeren van de eerste oogst;
3. younghayson, de knoppen en de bladeren van de eerste oogst. Een eigenaardig handelsartikel is de steenthee die alleen in China bereid wordt door de gefermenteerde massa, die met rijstwater vermengd en ingekookt is, in vormen te persen en zo te drogen.
Het centrum van fabricage ligt in Han-kou aan de Jangtse. Het product wordt verwerkt tot dranken maar ook gebruikt als groente, waarbij het opgekookt wordt met melk, bloed en schapenvet. Het is een handelsproduct dat vooral naar Centraal-Azië wordt uitgevoerd. De uitvoer naar Rusland, die vroeger zeer groot was, is in deze eeuw sterk achteruitgelopen. In de bloementhee worden
ter verhoging van de geur de gedroogde bloemen of bloembladeren van rozen, anjers, verschillende Citrus-soorten en andere bloemen en de vruchten van de steranijs toegevoegd. De thee neemt gemakkelijk de geur van deze plantendelen aan, die er later weer door zeven uit worden verwijderd. De bloementhee is een uitsluitend Chinees product.
PRODUCTIE
Deze is grotendeels afhankelijk van geografische breedte, hoogte, klimaat, cultuur methoden, ouderdom van de cultuur en pluk.
De wereldproductie van thee bedroeg, ruw geschat, vóór Wereldoorlog II, en de Chinese thee inbegrepen, 860 000 ton, zonder deze 450 000 ton. De belangrijkste exporterende landen waren toen: India met 148000, Ceylon met 24000, Indonesië met 73 000, Japan met 16 000 en Formosa met 6700 ton. Het theeverbruik van de importerende landen bedroeg totaal ca 400 000 ton, waarvan Engeland de helft gebruikte, de rest van Europa 50 000 ton, de V.S. 38 000, Canada 18 000 en Australië 2100 ton. In alle Angelsaksische landen neemt het theeverbruik toe. Hierop maken de V.S. een uitzondering. Een verklaring hiervoor mag gezocht worden in een toenemend koffieverbruik, terwijl voor Europa de teruggang te wijten zal zijn aan een verminderde koopkracht in verband met de economische toestand en een steeds hoger opgevoerde belasting van de invoer. De voornaamste theehavens zijn Londen, Amsterdam en Rotterdam.
GESCHIEDENIS
Het gebruik van thee is zeer oud. In de 4de eeuw n. Chr. worden in een Chinees werk details gegeven over plant en theebereiding, terwijl in de 6de en 7de eeuw het gebruik en de cultuur algemeen werden. Van China uit werd in het begin van de gde eeuw de thee naar Japan overgebracht. In Azië verspreidde de gewoonte van het thee drinken zich in de 15de eeuw. In Europa verkreeg men de eerste berichten over het thee drinken door Arabische kooplieden, die met China en Europa in handelsbetrekking stonden, terwijl ca 1550 Portugezen en Nederlanders dit handelsproduct vermeldden. In Nederland werd de thee het eerst door de Oost-Indische Cie ingevoerd en het theegebruik verspreidde zich snel. In 1636 werd de thee in Parijs bekend, ca 1640 bereikte zij Rusland langs de landweg doordat Russische gezanten haar als geschenk voor de tsaar meebrachten. Ca 1650 kwam ze ook in Engeland en tien jaar later werd ze daar in de theehuizen geschonken. Het theegebruik ontmoette in het begin veel tegenstand, hoewel niet in die mate als koffie en cacao. Dit is vooral te danken aan het feit, dat het oorspronkelijk veel als geneesmiddel werd toegediend. Een geestdriftig voorvechter van het gebruik was Cornelis Dekker, Bontekoe genaamd, lijfarts van de keurvorst van Brandenburg. Zolang de theehandel een monopolie was, bleef het gebruik betrekkelijk gering.
DR A. KLEINHOONTE
Lit.: A. Sprecher von Bernegg, Tropische und Subtrop. Weltwirtschaftspflanzen, III (Stuttgart 1936); H. A. Leniger, Handl. v. d. Theebereiding I (Buitenzorg 1941); Idem, De Technologie van het verflenzen van het theeblad (Leiden 1948); Van Hall & Van de Koppel, De Landbouw in de Ind. Arch. Ilb (’s-Gravenhage 1949) door J. H. van Embden, W. B. Deys en G. C. J. van Hall; A. F. S. Schoorel, Handl. voor de Theecultuur (Wageningen 1949); A. E. Reynst, Een bekn. overzicht van thee als cultuur-, handels- en consumptieproduct, 3de dr. (Amsterdam 1930); E. Unger, Der Tee, eine wirtschaftsgeogr. Studie (1932); W. H. Ukers, All about Tea, 2 dln (New York 1935); Idem, The Romance of Tea (New York 1936).