is een provincie van Brits-Indië (z India), begrensd door Bengalen, Bhoetan, Tibet, Opper-Birma en Manipoer (zie kaart Azië). Zij strekt zich uit van 24o tot 28° 17' N.Br. en van 89° 4.5' tot 97° 5' O.L. v.
Gr. en beslaat met Loeshai een oppervlakte van 137 303 km2. Daarbij behoort dan nog de vazalstaat Manipoer of Manipur (21 900 km2) en de Khasistaten (950 km2). Langs de noordgrens strekt zich de Tarai, een ongezonde bosstreek, uit; ten Z. daarvan doorstroomt de Brahmapoetra het gehele land. Haar breed, moerassig dal is veelal eerst op grote afstanden van de oever bewoonbaar; van de talrijke zijrivieren zijn er 62 bevaarbaar. De in W.O. richting zich uitstrekkende Garo- en Khasibergen (Shillong Peak 1970 m) vormen de waterscheiding tussen de Brahmapoetra en de Soerma (Surma) en Barak, zijrivieren van de Megna.Het klimaat is, de moerassige lage streken uitgezonderd, niet ongezond; de gemiddelde jaartemp. bedraagt 23-24 gr. C. (minimum in Jan. 15-17 gr., maximum in Aug. 28-29 gr., gemiddelde uitersten 36 gr. en 8 gr. C.). Assam heeft moessonregens in de zomer, hoewel ook voorjaarregens. De gemiddelde neerslag bedraagt ± 3700 mm; de minste regen (1750 mm) valt bij Gauhati, de meeste (11063 mm, in 1861 zelfs 20 447 mm) bij Tsjerrapoendsji (Cherrapunji) in het Khasia-gebergte. De grote neerslag wordt veroorzaakt door de tegen het gebergte opstijgende met waterdamp beladen moesson.
Bijna 10 000 mm valt tijdens de natte moesson; in Juli alleen reeds 2780 mm. In Dec. valt daarentegen slechts 10 mm.
Assam heeft de weelderigste plantengroei van Indië. Uitgestrekte, tropische wouden bedekken de berghellingen (teakhout). De theestruik is hier in het wild aangetroffen; vele woudbomen verhezen in de hete maanden het loof. De bossen en dsjungels (of jungles, dat zijn moerassige, met lage bomen, struiken, bamboes, riet enz. begroeide streken, bijv. de Tarai) vormen een uitstekend jachtgebied; hier huizen tijgers, luipaarden, buffels, herten, rhinocerossen, olifanten (het vangen van deze dikhuiden is staatsmonopolie), gazellen, dwergherten, wilde pauwen, enz. Het land is rijk aan delfstoffen (ijzer, steenkolen, petroleum). Ten behoeve van de exploitatie der in het N.O. gelegen steenkoolmijngebieden werden spoorwegen aangelegd van Dibrugarh, waar petroleum wordt gevonden, naar Sadhya en Dsjaipoer (Jaipur). De petroleumproductie beliep in 1940 rond 3 mill. hl.
Het aantal bewoners bedroeg in 1941:10 204 733. (De vazalstaat Manipur telde 1941: 512 069, de Khasi-staten 213 586 inw.). 89 pct van de bevolking is in de landbouw werkzaam.
Uiterlijk herinneren de bewoners van Assam door het platte gelaat, de vooruitstekende jukbeenderen en de kleine, krachtige gestalte aan de Chinezen; de taal (75 dialecten) is echter verwant met het Bengaals.
In 1941 waren in Assam 1126 theeaanplantingen, met een oppervlakte van ongeveer 167 000 ha en 540 000 arbeidskrachten. De opbrengst bedroeg 129 millioen kg zwarte thee en 848 000 kg groene thee. De industrie bepaalt zich tot grove zijden stoffen uit inlandse zijde, katoenen stoffen, koperen pottenbakkerswerk, ivoren snijwerk enz.
Uitgevoerd worden thee, mosterdzaad, lijnzaad, timmerhout, katoen, kalksteen en kalk, rijst, caoutchouc, jute. Ingevoerd worden bewerkte stoffen, zout, suiker, ijzer, messing, koper enz.
Assam is met geheel Achter-Indië, wat betreft de culturen in de neolithische tijd en die der megalithen, innig verbonden met de landen van de Indische Archipel. In de oude Indische geschiedenis Kamaroepa geheten, trad Assam in de 4de eeuw n. Chr. helderder in het licht der historie, toen het met een aantal andere staten het Gupta-gezag erkende, vertegenwoordigd in den vorst Samudragupta (335-375), zoon van de Lichchhavi-dochter en Candragupta, heerser over Magadha en Audh (Oudh) en de landen langs de Ganges. Deze en de volgende eeuw was voor het gehele Guptarijk een glorietijdperk: letteren, kunsten en wetenschappen bloeiden, aan zieken en behoeftigen werd de nodige aandacht besteed.
In de 7de eeuw vormde Assam een Brahmaans koninkrijk. Van de 9de tot de 11de eeuw was het afhankelijk van de Bengaalse Pala-dynasde. In 1228 werd een, een paar eeuwen durend, zelfstandig rijk gegrondvest, dat, ondanks inwendige strijd, tegenstand wist te bieden aan de Groot-Mogols van Delhi. In de 15de eeuw viel Assam uiteen in 12 kleine staten. Dit duurde tot het de Birmanen in 1770 gelukte, het land te bezetten.
Ten gevolge van de anarchistische toestanden in het rijk, riep radja Tsjandrakanta in 1815 de Birmanen te hulp. Dezen herstelden hem op de troon. In 1824 werden de Birmanen door de Engelsen verdreven; bij de vrede van Ava, 24 Febr. 1826, moesten zij Assam aan de Britten afstaan. In 1874 werd Assam gescheiden van het presidentschap Bengalen en geplaatst onder het onmiddellijk bestuur van den onderkoning. Op 16 Oct. 1905 werd Assam verenigd met de oosthelft van Bengalen, hetgeen hier zulk een grote ontevredenheid verwekte, dat 25 Aug. 1911 de beide helften van Bengalen weer werden samengevoegd. In Apr. 1937 werd Assam een autonome provincie; in Dec. 1941 nam de gouverneur het bewind in handen, maar in Aug. 1942 werd de oude toestand weer hersteld. De zetel der regering is gevestigd te Shiloug.
Lit.: E. A. Gait, The history of Assam, 2nd ed. (1926); Alban Ali en E. Lambert, Assam (Oxford 1946).