(z architectonisch aardewerk en ceramiek) is in de bouwkunde en in de ceramiek de naam van een materiaal, dat gebezigd wordt voor vloerbedekking en wandbekleding. Behalve van ceramische mengsels (kleisoorten, al dan niet vermengd met andere mineralen) worden zij vervaardigd van natuursteen of beton.
Vooral als ceramisch product is dit bouwmateriaal van zeer oude datum; het werd reeds door de oudste bewoners van Egypte en Mesopotamië gebruikt. In de tegenwoordige tijd spelen tegels een belangrijke rol. Voor afwerking van keukens, badkamers en toiletten zijn zij geheel ingeburgerd, doch ook in hallen, gangen, trappenhuizen, tunnels, woonhuizen, kantoren, openbare gebouwen, ziekenhuizen, stations e.d., in fabrieksruimten en zweminrichtingen worden heden ten dage tegels toegepast. Bepaalde soorten kunnen ook in de open lucht, dus aan de buitenzijde van gebouwen, zonder bezwaar van stukvriezen, worden aangebracht. Tegels kunnen van verschillende soorten aardewerk worden gemaakt, waarvan die van wit aardewerk en van klei-chamotte mengsels de belangrijkste zijn.Wandtegels zijn in het algemeen van glazuur voorzien; men ziet ze in de grootst denkbare verscheidenheid van kleur en aspect, van eenvoudige blanke of wit geglazuurde tot de fraaist gekleurde, daarnaast ten slotte nog de gedecoreerde. Decoratie van tegels vond reeds gedurende eeuwen plaats, zo bijv. bij de oude Perzen en Turken, de Moren in Spanje, en vooral ook in Nederland in de 17de en 18de eeuw (Delft-Rotterdam).
Vloertegels, in vroegere tijden vaak uit een vrij zacht materiaal bestaande (plavuizen), worden in de nieuwere tijd uit speciale mengsels vervaardigd, die na het bakken bij hoge temperaturen hard en slijtvast zijn, veelal ook goed bestand tegen vetten en zuren, zodat zij ook voor bedrijfsvloeren gebruikt kunnen worden. In het algemeen worden vloertegels niet geglazuurd.
Tegels worden in vele landen vervaardigd; in Nederland o.m. te Maastricht en te Delft. In België is de fabricatie van tegels vooral gelocaliseerd in de provincie Henegouwen, waar de productie groter is dan in de andere Belgische provincies samen. Natuurstenen tegels zijn vaak van marmer (de zwart-wit geruite vloeren in de Nederlandse i7de-eeuwse huizen), in de nieuwere tijd van Solnhofer, een gemakkelijk splijtbare, stroeve steensoort. Als trottoirbestrating gebruikt men zeer veel beton- en bazaltinetegels, beide betontegels met resp. grint en bazaltine (bazaltgruis) als grove bestanddelen. Een modern product is ook de glastegel.
Lit.: Naast een aantal onder „ceramiek” genoemde bronnen: E. Neurdenburg, Old Dutch Pottery and Tiles (1923); E. M. Vis en G. de Geus, Althollandische Fliesen (1926-1930); C. de Geus, Oud-Nederlandsche tegels (1930); D. Hannema, Gat. tent.: Uit den bodem van Rotterdam (1942); Y. Kok, De Hollandsche Tegel (Heemschut no 67) (1949).