is een groep volken, die als zodanig gekenmerkt zijn, doordat zij de onderling nauw verwante Turkse talen spreken. Daar de bouw van deze talen punten van overeenkomst vertoont met de talen van de Fins-Oegrische volken en van de Mongolen en Toengoezen, heeft men hen vroeger met deze volken samen in een Oeral-Altaïsche groep samengebracht.
Het is echter nog niet zeker of men hier van werkelijke taalverwantschap en bijgevolg evenmin of men van rasverwantschap mag spreken.Men zoekt het oorsprongland in het Altaïgebergte in Zuid-Siberië, waar ook nu nog kleine Turks-sprekende volksgroepen wonen. Het eerste constateerbare optreden van de Turken in de wereldgeschiedenis was het ontstaan, in de 6de eeuw onzer jaartelling, van een groot nomadenrijk, dat zich van N.W.-China tot de Zwarte Zee uitstrekte. De Chinezen noemen hen T’oe-kië en de Byzantijnen Toerkoi. Tegen het einde der 6de eeuw viel het grote Turkenrijk uiteen in twee delen, die kort daarna onder de opperheerschappij van de Chinese T’ang dynastie kwamen. Een eeuw later slaagden de N.O.-Turken er in weder een onafhankelijk rijk te stichten, met als centrum het tegenwoordige Mongolië. Dit rijk heeft tot 744 bestaan en een van zijn heersers heeft inscripties, gevonden bij de Orchon-rivier (z Orchoninscripties), doen uitvoeren.
Uit de genoemde inscripties en uit de latere Mohammedaanse berichten kennen wij de namen van verschillende andere Turkse volken, die in de 8ste eeuw een zekere zelfstandigheid hadden, zoals de Kirgiezen aan de Jenisseï, de Karloekken, die zich van de Irtisj naar het Z. en W. uitbreidden, en de Basmilen, die als de eerste niet-Nomadische Turken in de streek van Toerfan in Oost-Turkestan woonden. Verder waren in deze tijd in Mongolië de Oeigoeren aan de macht gekomen, die, verdreven door de Kirgiezen, hun gebied naar het Z. tot Oost-Turkestan uitbreidden; hier stichtten zij een rijk met Toerfan als middelpunt, dat tot de Mongoolse verovering in de 13de eeuw bestaan heeft en waarvan de taal, het Oeigoers, in veel documenten, meestal Manichaese, bewaard is gebleven. De Z.W. groep der Turken noemde zich Oghoezen; deze zijn op den duur het nauwst in aanraking met de Islam gekomen en van hen zijn de grote veroveringen van Perzië en andere Mohammedaanse landen sedert de 1 ide eeuw uitgegaan.
Terwijl de genoemde volken alle in zekere historische betrekking tot het oude Turkse rijksverband stonden, leefden in het W., op tegenwoordig Russisch gebied, de Bulgaren aan de Wolga en Chazaren aan de Zwarte Zee; van de taal dezer volken is slechts zeer weinig bekend, maar toch genoeg om de verwantschap daarvan te constateren met de taal van het thans aan de Wolga levende volk der Tsjoewasjen; deze taal nu vertoont zo grote verwantschap met de andere Turkse talen, dat zij, hoewel een eigen groep vormende, het recht geeft ook die westelijke volken in ruimere zin Turken te noemen. Op den duur is evenwel ook het gebied der Bulgaren en Chazaren door uit het O. opdringende echt-Turkse stammen veroverd, die in de Middeleeuwen de naam Kiptsjak droegen. Hiertoe behoren de reeds in die tijd genoemde Basjkieren en de Petsjenegen, die reeds in de 9de eeuw ver naar het W. trokken en Midden-Europa binnenvielen om daarna te verdwijnen.
Ook de beweging naar het Z. was van grote invloed. O. en W. Turkestan zijn, zoals reeds bleek, door verschillende Turkse volken overstroomd en hebben hun tegenwoordige naam daardoor gekregen. De oorspronkelijk Iraanse bevolking van West-Turkestan is bijna geheel in het Turkse element opgegaan. Daardoor schijnt de uiteindelijke doorbraak der Turken naar het Z.W. voorbereid te zijn.
Ca 1030 volgde een grote inval onder het geslacht der Seldjoekieden, die omstreeks 1050 leidde tot het stichten van het Seldjoekenrijk door Toghrul Beg, aan wie ook de kalief te Bagdad onderdanig was. Nadat in 1079 de Seldjoekse sultan Alp Arslan de Byzantijnse keizer in de slag bij Manazgerd verslagen had, werd ook Klein-Azië door de stammen der Oghoezen overstroomd.
De veroveringen van de Mongolen onder Djingiz-Chan in de 13de eeuw hebben weder belangrijke verschuivingen in de woonplaatsen der Turkse volken ten gevolge gehad. Niet alleen dat de Mongolen de meeste Turkse stammen en staten onderwierpen, maar de Turken namen in nog groteren getale deel aan de Mongoolse veroveringen in het W. en Z. dan de Mongolen zelf. In de 14de eeuw ontstond de kern van het Osmaanse Rijk, dat al spoedig het Turkendom ook naar het Balkanschiereiland en verder Z.O.-Europa voerde. Ook Rusland, vooral het Wolga-gebied, was in de Mongolen tijd weer sterk verturkst. Het Rijk van de Gouden Horde was meer en meer een Turks Rijk geworden.
Men neemt aan, dat de Turken aanvankelijk de primitieve godsdienstige opvattingen hadden, die men Sjamanisme noemt. Zij kwamen evenwel gemakkelijk onder de invloed van de grote godsdiensten der omwonende volken, vooral wanneer zij hun gebied veroverden. Ten slotte echter is het de Islam geweest, die de meerderheid van de Turken in zijn ban bracht. Ca 900 waren de Bulgaren aan de Wolga al gedeeltelijk geïslamiseerd. De bekering der Oghoezen in Turkestan is in de 9de eeuw begonnen. Turkse machthebbers hebben de streng-orthodoxe houding in de Islam gepropageerd, waardoor zij in natuurlijke tegenstelling kwamen tot het Sji’isme in West-Perzië en Mesopotamië. Toch zijn in West-Perzië sommige Turkse stammen en hun aanvoerders fanatieke Sji’ieten geworden; uit hen zijn de Perzische dynastieën sedert 1500 voortgekomen.
PROF. DR J. H. KRAMERS +
Tegenwoordig bestrijken de Turkse volkeren, van O. naar W. gerekend, de volgende gebieden: in N.O.-Siberië, ver over het gebied der Lena verspreid, wonen van oudsher de (sedert de verovering door de Russen) gekerstende Jakoeten (ca 400 000), met een zeer oud Turks dialect; in het Altaï-gebergte kleinere volksgroepen (Oiraten en Chakassen), zuidelijk daarvan, in Toewa (sinds 1944 bij de U.S.S.R.), de Toewanen of Sojoten (ca 100 000). Tot de Oostturkestanse Turken behoren de oostwaarts tot aan China (Kansoe) verspreide bewoners van het Tarim-bekken en verder de Kirgiezen (ook echte of zwarte Kirgiezen genaamd, 1500000). Het grootste W.Turkestanse Turkenvolk zijn de Oesbeken (ca 5 000 000), dan volgen de sinds hun honkvastmaking zeer verminderde Kazaken (vroeger Kazak-Kirgiezen geheten, ca 3 000 000), de Turkmenen (ca 900 000) en de Kara-Kalpaken (ca 100 000). Ca 2 500 000 Turken maken deel uit der bevolking van Noord-Perzië en Perz. Azerbeidjan, ca i 500 000 van die der Sovjetrepubliek Azerbeidjan. Kleinere Turkse volksgroepen van de Kaukasus zijn: de Koemykken, Nogaiërs, Karatsjajers, Balkar-Kabardienersenz.; de beide laatsten zijn, evenals de Krim-Tataren (ca 850 000), nog tijdens Wereldoorlog II (1944) en daarna (1945) naar Siberië verplaatst. Ten N.O. der Wolga wonen de Basjkieren (ca 500 000) en in het eigenlijke Wolgagebied de Tataren (ca 5 000 000) en de Tsjoewassen (ca 1 500 000). Het eigenlijke Turkije heeft momenteel ca 21 000 000 inw., hetgeen niet slechts aan de geboortevermeerdering, maar ook aan de repatriëring uit de voormalige Osmaanse Balkangebieden te danken is.
De Turken der Sovjet-Unie bedienen zich tegenwoordig nagenoeg uitsluitend van het Cyrillische alphabet, hoewel zij sinds 1926 op enkele uitzonderingen na reeds het Latijnse hadden gebezigd. Dit laatste wordt sinds 1927 in Turkije zelf gebruikt. Van het Arabische alphabet bedienen zich nog slechts de Turken in Iran en gedeeltelijk die in Oost-Turkestan.
PROF. DR K. JAHN
Lit.: H. Vambéry, Das Türkenvolk in seinen ethnol. u. ethnogr. Beziehungen (Leipzig 1885); M. A. Czaplicka, The Turks of Central Asia (Oxford 1918); W. Barthold, Art. Türken, in: Enz. d. Islam IV (Leiden 1934); Idem, 12 Vorlesungen ü. d. Gesch. d. Türken Mittelasiens (Berlin 1935); R- Grousset, L’Empire des Steppes (Paris 1948); Les Républ. socialistes soviétiques musulmanes d’Asie Centrale (in: Notes docum. et études, Nr. 838, - Sér. asiat., XXII, Paris 1948); W. Leimbach, Die Sowjetunion... (Stuttgart 1950); W. Kolarz, Russia and her Colonies (London 1952).