Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Sterrenbeelden

betekenis & definitie

De met enige duizenden, voor het blote oog zichtbare, sterren bedekte nachthemel maakt op hem, die slechts het geheel op zich wil laten inwerken, een overweldigende indruk van rust en orde. Voor degene echter, die de sterrenhemel wil leren kennen en de weg tussen de sterren vinden, is deze indruk veeleer verwarrend, zowel door de onregelmatige wijze, waarop de sterren over de hemel verspreid zijn als door haar sterk uiteenlopende helderheden.

Reeds in de vroegste tijden ontstond dan ook de behoefte, enige orde in deze verwarrende veelheid te brengen door de sterren te verdelen in groepen of sterrenbeelden en aan deze groepen een naam toe te kennen. Voor de zeevaarder en de nachtelijke woestijnreiziger waren de sterren het enige kompas en vooral ook de priester moest de plaats der planeten in de sterrenbeelden of „hemelhuizen” duidelijk kunnen aangeven, omdat immers deze plaats voor het gehele volk van het grootste belang was. De voornaamste sterrenbeelden vindt men reeds genoemd bij de Chinezen, de Sumeriërs, de Assyriërs en Babyloniërs. Bij Homerus worden reeds verschillende sterrenbeelden genoemd met dezelfde naam, die zij nu nog dragen. De Grieken namen veel van de Oosterse volken over en vervolledigden de indeling der sterren in sterrenbeelden. De verbeelding speelde bij die verdeling en benaming een grote rol: bij voorkeur wilde men enig dier (Oosterse volken) of mythologische persoon (Grieken) in de sterrengroepen zien. Van de twaalf sterrenbeelden waar de ecliptica doorheen loopt, de zgn. dierenriem, dragen zeven werkelijke dierennamen. De onbevangen waarnemer zou slechts in enkele sterrenbeelden, bijv. de Schorpioen, het dier waarnaar het genoemd is herkennen. Behalve aan de sterrenbeelden kent men ook namen toe aan de helderste sterren. Verschillende van deze namen zijn van Griekse herkomst (Sirius), vele stammen uit de Middeleeuwen, toen de Arabieren grote belangstelling voor de sterrenkunde aan de dag legden (Aldebaran, Betelgeuze enz.).Verschillende pogingen zijn in het verleden gedaan om de namen der sterrenbeelden te vervangen, bijv. door namen uit de Bijbel. Deze hebben echter geen ingang gevonden.

Om de verschillende sterren in één sterrenbeeld van elkander te onderscheiden volgt men ook nu nog het beginsel, dat Bayer in de 17de eeuw aan die benaming ten grondslag legde: hij noemde de helderste ster van het sterrenbeeld met de Griekse letter a en de andere, ongeveer in volgorde van helderheid, 𝛽, y enz. Zo duidt men bijv. Arcturus, de helderste ster in het sterrenbeeld de Ossendrijver (Boötes) aan met a Boötis enz. Dit beginsel is natuurlijk niet meer toereikend voor de zwakkere sterren (z stercatalogus).

Wanneer men de plaats der sterren volgens de oudste bekende stercatalogus van Ptolemaios (2de eeuw n. Chr.) vergelijkt met haar tegenwoordige onderlinge stand, blijkt, dat deze laatste in de 2000 jaren sindsdien verlopen, nauwelijks merkbaar veranderd is: de oudste volkeren zagen de sterrenbeelden juist zoals men ze tegenwoordig ziet. Wel is waar verplaatsen de sterren zich met grote snelheid ten opzichte van elkaar, maar de uitermate grote afstand waarop zij zich van de aarde bevinden, maakt dat deze verplaatsing zich slechts als een zeer geringe richtingverandering op de hemelbol weerspiegelt. Niettemin zal over een langer tijdperk de onderlinge stand der sterren van enig sterrenbeeld wel voor de waarnemer met het blote oog merkbaar veranderen: over 20 000 jaren bijv. zal het sterrenbeeld de Grote Beer duidelijk zichtbaar een andere vorm hebben dan nu.

De sterren in enig sterrenbeeld, die op de hemelbol dicht bij elkander staan, omdat zij toevallig van de aarde uit in dezelfde richting gezien worden, zijn gewoonlijk, ruimtelijk gedacht, zeer

ver van elkander verwijderd. Er bestaat dan ook in het algemeen generlei physisch verband tussen haar: eigenlijk hebben zij niets met elkander uitstaande. Wanneer men zich op een ander punt in liet sterrenstelsel bevond, zou de sterrenhemel een geheel andere aanblik opleveren. Toch zijn er wel enige sterrenbeelden, die grotendeels uit bij elkander behorende sterren bestaan. Zo hebben verschillende sterren van de Grote Beer gelijke en gelijkgerichte snelheid en maken de meeste sterren van Orion deel uit van een groep sterren, die ook ruimtelijk bij elkander behoren en in ongeveer dezelfde physische toestand verkeren.

Slechts door voortgezette waarneming van de nachthemel en vergelijking met sterrenkaarten kan men de weg tussen de sterren leren vinden. Voor de studie van de noordelijke sterrenhemel leent zich de Grote Beer uitstekend tot uitgangspunt. Wanneer men de verbindingslijn van de twee helderste sterren a en van dit sterrenbeeld ongeveer vijfmaal van 𝛼 naar 𝛽 verlengt, vindt men de poolster (vergelijk de sterrenkaart). Verlengt men de verbindingslijn in de andere richting, dan komt men ongeveer uit bij Regulus, de helderste ster van het sterrenbeeld de Leeuw. Verlengt men de verbindingslijn der beide noordelijkste sterren 𝛿 en 𝛼 in de richting van ö naar a over vrij grote afstand, dan treft men het sterrenbeeld de Wagenman met de heldere ster Capella. Zet men de boog, gevormd door de staart van de Grote Beer, met dezelfde kromming in zuidelijke richting voort, dan komt men uit bij de zeer heldere ster Arcturus. Ten opzichte van de poolster diametraal tegenover de middelste ster van de staart ligt het W-vormige sterrenbeeld Gassiopeia. Aan de nazomeravondhemel vallen bijzonder op drie heldere sterren: Wega in de Lier, Deneb in de Zwaan en Altair in de Arend. Zij vormen de hoekpunten van een bijna gelijkbenige driehoek, waarvan de top Altair het dichtst bij de horizon ligt. Een zeer schoon gedeelte van de Z.O. winteravondhemel is het gedeelte, waar zich het grote sterrenbeeld Orion bevindt, ten Z. waarvan de helderste ster Sirius straalt.

Voor een bewoner van een bepaalde plaats op aarde zijn niet alle met het blote oog waar te nemen sterren zichtbaar en van degene, die zichtbaar zijn, is slechts een gedeelte elke nacht op ieder uur te zien. terwijl een ander gedeelte alleen in bepaalde tijden van het jaar zichtbaar wordt. Een bewoner van de noordpool ziet slechts de sterren van het noordelijk halfrond, een bewoner van de aequator daarentegen krijgt in de loop van het jaar alle met het blote oog waar te nemen sterren te zien. Daar in oude tijden op het zuidelijk halfrond der aarde geen beschaafde volkeren woonden, dateren de namen van de meeste zuidelijke sterrenbeelden eerst uit de laatste eeuwen. In het geheel onderscheidt men thans 88 sterrenbeelden, waarvan de Nederlandse en Latijnse namen in tabel op pag. 102 samengevat zijn. In een tweede tabel zijn enige namen van sterren en van onderdelen van sterrenbeelden samengevat, z steratlas.

Lit.: P. H. van Laer, Vreemde woorden in de sterrenk. (1942).

< >